Spaans

Uitgebreide vertaling voor tienta (Spaans) in het Nederlands

tienta:

tienta [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tienta (sonda; catéter; escandallo)
    de sonde
    • sonde [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tienta:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sonde catéter; escandallo; sonda; tienta

Synoniemen voor "tienta":


tentar:

tentar werkwoord

  1. tentar (anudar)
    verleiden; lokken; aanlokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken
    • verleiden werkwoord (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)
    • lokken werkwoord (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)
    • aanlokken werkwoord (lok aan, lokt aan, lokte aan, lokten aan, aangelokt)
    • weglokken werkwoord (lok weg, lokt weg, lokte weg, lokten weg, weggelokt)
    • meelokken werkwoord (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)
    • voortlokken werkwoord (lok voort, lokt voort, lokte voort, lokten voort, voortgelokt)
    • verlokken werkwoord (verlok, verlokt, verlokte, verlokten, verlokt)
  2. tentar (intentar; testar; poner a prueba; )
    proberen; uitproberen; beproeven
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • uitproberen werkwoord (probeer uit, probeert uit, probeerde uit, probeerden uit, uitgeprobeerd)
    • beproeven werkwoord (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)
  3. tentar (seducir; encantar)
    verleiden; gunst winnen
  4. tentar
    in verzoeking brengen
    • in verzoeking brengen werkwoord (breng in verzoeking, brengt in verzoeking, bracht in verzoeking, brachten in verzoeking, in verzoeking gebracht)
  5. tentar (explorar)
    aftasten; afvoelen
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
    • afvoelen werkwoord (voel af, voelt af, voelde af, voelden af, afgevoeld)

Conjugations for tentar:

presente
  1. tiento
  2. tientas
  3. tienta
  4. tentamos
  5. tentáis
  6. tientan
imperfecto
  1. tentaba
  2. tentabas
  3. tentaba
  4. tentábamos
  5. tentabais
  6. tentaban
indefinido
  1. tenté
  2. tentaste
  3. tentó
  4. tentamos
  5. tentasteis
  6. tentaron
fut. de ind.
  1. tentaré
  2. tentarás
  3. tentará
  4. tentaremos
  5. tentaréis
  6. tentarán
condic.
  1. tentaría
  2. tentarías
  3. tentaría
  4. tentaríamos
  5. tentaríais
  6. tentarían
pres. de subj.
  1. que tiente
  2. que tientes
  3. que tiente
  4. que tentemos
  5. que tentéis
  6. que tienten
imp. de subj.
  1. que tentara
  2. que tentaras
  3. que tentara
  4. que tentáramos
  5. que tentarais
  6. que tentaran
miscelánea
  1. ¡tienta!
  2. ¡tentad!
  3. ¡no tientes!
  4. ¡no tentéis!
  5. tentado
  6. tentando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

tentar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el tentar (atraer; seducir)
    verleiden; het lokken
    • verleiden [znw.] zelfstandig naamwoord
    • lokken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tentar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftasten palpar
afvoelen palpar
lokken atraer; seducir; tentar
proberen tratar
verleiden atraer; seducir; tentar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanlokken anudar; tentar
aftasten explorar; tentar examinar; explorar; investigar; reconocer
afvoelen explorar; tentar
beproeven examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar aquilatar; buscar; catar; comprobar; controlar; corregir; ensayar; examinar; inspeccionar; mirar; pasar revista a; probar; repasar; someter a prueba; verificar
gunst winnen encantar; seducir; tentar
in verzoeking brengen tentar
lokken anudar; tentar atraer; seducir
meelokken anudar; tentar
proberen examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar intentar; probar; probarse; probarse una prenda de vestir; tratar
uitproberen examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar probar; testar
verleiden anudar; encantar; seducir; tentar
verlokken anudar; tentar
voortlokken anudar; tentar
weglokken anudar; tentar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlokken hacer la corta

Synoniemen voor "tentar":


Wiktionary: tentar

tentar
verb
  1. tot kwaad brengen

Cross Translation:
FromToVia
tentar aantrekken entice — To lure; to attract by arousing desire or hope.
tentar verleiden tempt — to provoke someone to do wrong
tentar bekoren; verleiden; verlokken; verzoeken tenteressayer, éprouver, mettre en usage quelque moyen pour faire réussir quelque chose.