Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- testarudo:
-
Wiktionary:
- testarudo → koppig
- testarudo → hardnekkig, koppig
Spaans
Uitgebreide vertaling voor testarudo (Spaans) in het Nederlands
testarudo:
-
testarudo (obstinado; terco; tozudo)
eigenwijs; eigengereid; eigenzinnig-
eigenwijs bijvoeglijk naamwoord
-
eigengereid bijvoeglijk naamwoord
-
eigenzinnig bijvoeglijk naamwoord
-
-
testarudo (obstinado; empeño; adusto; cabezón; persistente; desabrido; duro; pertinaz; tozudo; rebelde; hosco; hirsuto; sedicioso; contumaz; intratable; indócil; no dispuesto a)
eigenzinnig; hardhoofdig; eigenwijs-
eigenzinnig bijvoeglijk naamwoord
-
hardhoofdig bijvoeglijk naamwoord
-
eigenwijs bijvoeglijk naamwoord
-
-
testarudo (cabezudo; cabezón; terco; obstinado; pertinaz; rebelde; inquebrantable)
koppig; onverzettelijk; halsstarrig; onbuigzaam; onwrikbaar; stijfkoppig; hardhoofdig; stijfhoofdig-
koppig bijvoeglijk naamwoord
-
onverzettelijk bijvoeglijk naamwoord
-
halsstarrig bijvoeglijk naamwoord
-
onbuigzaam bijvoeglijk naamwoord
-
onwrikbaar bijvoeglijk naamwoord
-
stijfkoppig bijvoeglijk naamwoord
-
hardhoofdig bijvoeglijk naamwoord
-
stijfhoofdig bijvoeglijk naamwoord
-
-
testarudo (terco; duro de mollera)
-
testarudo (rebelde; adusto; inmanejable; obstinado; reacio a; áspero; tenaz; tozudo; empeñado; cabezudo; refractario; desabrido; pertinaz; empecinado; recalcitrante; tesonero; intratable; contumaz; ingobernable; indócil)
weerbarstig; tegendraads; koppig; onwillig; weerspannig-
weerbarstig bijvoeglijk naamwoord
-
tegendraads bijvoeglijk naamwoord
-
koppig bijvoeglijk naamwoord
-
onwillig bijvoeglijk naamwoord
-
weerspannig bijvoeglijk naamwoord
-
-
testarudo (obstinado; adusto; impenetrable; pedante; hosco; tenaz; duro; cerrado; firme; tieso; tozudo; fijo; austero; terco; recio; intransigente; taciturno; empeñado; arisco; tedioso; cabezudo; refractario; hermético; porfiado; pertinaz; hirsuto; empecinado; tesonero; inflexible; contumaz; reacio a)
onbuigzaam; onverzettelijk; taai; stug; stijfkoppig-
onbuigzaam bijvoeglijk naamwoord
-
onverzettelijk bijvoeglijk naamwoord
-
taai bijvoeglijk naamwoord
-
stug bijvoeglijk naamwoord
-
stijfkoppig bijvoeglijk naamwoord
-
-
testarudo (contumaz; obstinado; pertinaz; rebelde; rígido; terco; implacable; tozudo; empeñado; cabezudo; inexorable; porfiado; irreconciliable; empecinado; tesonero; inflexible)
onverbiddelijk; onbuigzaam; onvermurwbaar-
onverbiddelijk bijvoeglijk naamwoord
-
onbuigzaam bijvoeglijk naamwoord
-
onvermurwbaar bijvoeglijk naamwoord
-