Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tes:
  2. te:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor tes (Spaans) in het Nederlands

tes:

tes [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tes (escuadras te)
    de haken; de tekenhaken
    • haken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • tekenhaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor tes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haken escuadras te; tes enganche
tekenhaken escuadras te; tes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haken anhelar; ansiar; enganchar; hacer ganchillo

Verwante woorden van "tes":

  • teses, te

tes vorm van te:

te bijvoeglijk naamwoord

  1. te (a ti)
    je; jou
    • je bijvoeglijk naamwoord
    • jou bijvoeglijk naamwoord

te

  1. te (tu; tuyo; tuya; ti)
  2. te (ustedes; ; tu; )
    U; gij; ge

Vertaal Matrix voor te:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
U U; Universal (BBFC)
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
U os; te; ti; tu; ; ustedes; vosotras; vosotros
ge os; te; ti; tu; ; ustedes; vosotras; vosotros
gij os; te; ti; tu; ; ustedes; vosotras; vosotros
je te; ti; tu; tuya; tuyo
jij te; ti; tu; tuya; tuyo
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
je a ti; te tu; tuyo
jou a ti; te

Verwante woorden van "te":


Wiktionary: te

te
pronoun
  1. aangesproken persoon enkelvoud informeel
  2. tweede persoon enkelvoud (accusatief) ((datief)) informeel

Cross Translation:
FromToVia
te jou; je; u; jij you — object pronoun: the person being addressed
te jijzelf; uzelf yourself — (reflexive) your own self

Verwante vertalingen van tes