Ternura in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

ternura:
- liefde; genegenheid; innigheid; zachtheid; tederheid; liefkozing; gevoeligheid; hartelijkheid; goedaardigheid; zachtaardigheid; aandoenlijkheid; welwillendheid; clementie; compassie; goedertierenheid; mildheid
Wiktionary:
- ternura → tederheid, weekheid
- ternura → tederheid, teerheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor ternura (Spaans) in het Nederlands

ternura:

ternura [la ~] zelfstandig naamwoord

la ternura (amor; cariño; pasión; afición; intimidad)
de liefde; de genegenheid; de innigheid
- liefde [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- genegenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- innigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ternura (suavidad; dulzura; cariño; afición; amor; apasionamiento)
de zachtheid; de tederheid; de liefkozing; de gevoeligheid; de innigheid; de hartelijkheid
- zachtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tederheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- liefkozing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gevoeligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- innigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- hartelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ternura (amabilidad; bondad; dulzura; simpatía; suavidad; complacencia; mansedumbre; blandura; afabilidad; benignidad)
de goedaardigheid
- goedaardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ternura (dulzura; mansedumbre; amenidad; blandura; benignidad)
de zachtaardigheid
- zachtaardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ternura (sensitividad)
de gevoeligheid; de aandoenlijkheid
- gevoeligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aandoenlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ternura (clemencia; complacencia; consideración; indulgencia; generosidad; bondad; dulzura; misericordia; suavidad; honradez; largueza; honestidad; tolerancia; condescendencia; blandura; liberalidad; munificencia; dadivosidad)
de welwillendheid; de clementie; de compassie; de goedertierenheid; de mildheid
- welwillendheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- clementie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- compassie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- goedertierenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- mildheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ternura:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aandoenlijkheid	sensitividad; ternura
clementie	blandura; bondad; clemencia; complacencia; condescendencia; consideración; dadivosidad; dulzura; generosidad; honestidad; honradez; indulgencia; largueza; liberalidad; misericordia; munificencia; suavidad; ternura; tolerancia	clemencia; complacencia; condescendencia; consideración; dadivosidad; dulzura; generosidad; indulgencia; liberalidad; misericordia; tolerancia
compassie	blandura; bondad; clemencia; complacencia; condescendencia; consideración; dadivosidad; dulzura; generosidad; honestidad; honradez; indulgencia; largueza; liberalidad; misericordia; munificencia; suavidad; ternura; tolerancia
genegenheid	afición; amor; cariño; intimidad; pasión; ternura	afecto; cariño; dedicación; devoción; inclinación; simpatía
gevoeligheid	afición; amor; apasionamiento; cariño; dulzura; sensitividad; suavidad; ternura	consideración; debilidad; delicadeza; predisposición; propensión; sensibilidad; sensitividad; susceptibilidad; vulnerabilidad
goedaardigheid	afabilidad; amabilidad; benignidad; blandura; bondad; complacencia; dulzura; mansedumbre; simpatía; suavidad; ternura
goedertierenheid	blandura; bondad; clemencia; complacencia; condescendencia; consideración; dadivosidad; dulzura; generosidad; honestidad; honradez; indulgencia; largueza; liberalidad; misericordia; munificencia; suavidad; ternura; tolerancia	amenidad; benevolencia; elegancia; encanto; gracia
hartelijkheid	afición; amor; apasionamiento; cariño; dulzura; suavidad; ternura	afabilidad; afectividad; amabilidad; amistosidad; carácter amistoso; cordialidad; efusión; hospitalidad; jovialidad; simpatía
innigheid	afición; amor; apasionamiento; cariño; dulzura; intimidad; pasión; suavidad; ternura	intimidad
liefde	afición; amor; cariño; intimidad; pasión; ternura
liefkozing	afición; amor; apasionamiento; cariño; dulzura; suavidad; ternura	abrazo; caricia; caricias; mimo
mildheid	blandura; bondad; clemencia; complacencia; condescendencia; consideración; dadivosidad; dulzura; generosidad; honestidad; honradez; indulgencia; largueza; liberalidad; misericordia; munificencia; suavidad; ternura; tolerancia	caridad; generosidad
tederheid	afición; amor; apasionamiento; cariño; dulzura; suavidad; ternura
welwillendheid	blandura; bondad; clemencia; complacencia; condescendencia; consideración; dadivosidad; dulzura; generosidad; honestidad; honradez; indulgencia; largueza; liberalidad; misericordia; munificencia; suavidad; ternura; tolerancia	afabilidad; amabilidad; benevolencia; complacencia; cordialidad; garbo
zachtaardigheid	amenidad; benignidad; blandura; dulzura; mansedumbre; ternura
zachtheid	afición; amor; apasionamiento; cariño; dulzura; suavidad; ternura	blandura; debilidad; estupidez; fatiga; flaccidez; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; sensibilidad

Verwante woorden van "ternura":

ternuras

Synoniemen voor "ternura":

enamoramiento; flechazo; entusiasmo; amor; cariño; afecto; seducción; pasión
lenidad; blandura; benevolencia; flexibilidad; suavidad; dulzura; sosiego; moderación; elasticidad; ductilidad; maleabilidad; flacidez; inconsistencia; afabilidad; benignidad; bondad; delicadeza; indolencia; mansedumbre; flema; debilidad; flojedad
nobleza; caballerosidad; generosidad; hidalguía; lealtad; magnanimidad; longanimidad; clemencia; indulgencia; condescendencia; liberalidad; predilección; simpatía; amabilidad; cordialidad; docilidad; sensibilidad; tolerancia

Wiktionary: ternura

ternura

noun

het teder zijn
- tederheid → ternura
het week zijn
- weekheid → blandura; ternura

Cross Translation:

From	To	Via
• ternura	→ tederheid; teerheid	↔ tendresse — Qualité de ce qui est tendre.

Remove Ads

Vertaal ternura van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ternura (Spaans) in het Nederlands

ternura:

ternura [la ~] zelfstandig naamwoord

la ternura (amor; cariño; pasión; afición; intimidad)

la ternura (suavidad; dulzura; cariño; afición; amor; apasionamiento)

la ternura (amabilidad; bondad; dulzura; simpatía; suavidad; complacencia; mansedumbre; blandura; afabilidad; benignidad)

la ternura (dulzura; mansedumbre; amenidad; blandura; benignidad)

la ternura (sensitividad)

la ternura (clemencia; complacencia; consideración; indulgencia; generosidad; bondad; dulzura; misericordia; suavidad; honradez; largueza; honestidad; tolerancia; condescendencia; blandura; liberalidad; munificencia; dadivosidad)

Vertaal Matrix voor ternura:

Verwante woorden van "ternura":

Synoniemen voor "ternura":

Wiktionary: ternura