Tener cuidado in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

tener cuidado:
- uitkijken voor; oppassen; opletten; uitkijken; oppassen voor gevaar; op zijn hoede zijn; voorzichtig zijn; gehoorzamen; luisteren; aandachtig luisteren; toeluisteren
Wiktionary:
- tener cuidado → uitkijken
- tener cuidado → opletten, uitkijken, oppassen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor tener cuidado (Spaans) in het Nederlands

tener cuidado:

tener cuidado werkwoord

tener cuidado (poner atención; prestar atención)
uitkijken voor; oppassen; opletten
- uitkijken voor werkwoord
- oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)
- opletten werkwoord (let op, lette op, letten op, opgelet)
tener cuidado
uitkijken; oppassen voor gevaar
- uitkijken werkwoord (kijk uit, kijkt uit, keek uit, keken uit, uitgekeken)
- oppassen voor gevaar werkwoord
tener cuidado
op zijn hoede zijn
- op zijn hoede zijn werkwoord
tener cuidado (prestar atención; poner atención; andar con cuidado)
oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
- oppassen werkwoord (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)
- uitkijken werkwoord (kijk uit, kijkt uit, keek uit, keken uit, uitgekeken)
- voorzichtig zijn werkwoord
tener cuidado (obedecer; seguir; escuchar; cumplir; atender; suceder; hacer caso; atender a)
gehoorzamen; luisteren
- gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
- luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
tener cuidado (atender; atender a; fijarse; escuchar; hacer caso; poner atención; prestar atención a; prestar atención)
opletten; aandachtig luisteren; toeluisteren
- opletten werkwoord (let op, lette op, letten op, opgelet)
- aandachtig luisteren werkwoord
- toeluisteren werkwoord (luister toe, luistert toe, luisterde toe, luisterden toe, toegeluisterd)

Conjugations for tener cuidado:

presente

tengo cuidado
tienes cuidado
tiene cuidado
tenemos cuidado
tenéis cuidado
tienen cuidado

imperfecto

tenía cuidado
tenías cuidado
tenía cuidado
teníamos cuidado
teníais cuidado
tenían cuidado

indefinido

tuve cuidado
tuviste cuidado
tuvo cuidado
tuvovimos cuidado
tuvisteis cuidado
tuvieron cuidado

fut. de ind.

tendré cuidado
tendrás cuidado
tendrá cuidado
tendremos cuidado
tendréis cuidado
tendrán cuidado

condic.

tendría cuidado
tendrías cuidado
tendría cuidado
tendríamos cuidado
tendríais cuidado
tendrían cuidado

pres. de subj.

que tenga cuidado
que tengas cuidado
que tenga cuidado
que tengamos cuidado
que tengáis cuidado
que tengan cuidado

imp. de subj.

que tuviera cuidado
que tuvieras cuidado
que tuviera cuidado
que tuviéramos cuidado
que tuvierais cuidado
que tuvieran cuidado

miscelánea

¡ten! cuidado
¡tened! cuidado
¡no tengas! cuidado
¡no tengáis! cuidado
tenido cuidado
teniendo cuidado

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor tener cuidado:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
luisteren		escuchar; velocidad de turbulencia
oppassen		atención
uitkijken		atención
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aandachtig luisteren	atender; atender a; escuchar; fijarse; hacer caso; poner atención; prestar atención; prestar atención a; tener cuidado
gehoorzamen	atender; atender a; cumplir; escuchar; hacer caso; obedecer; seguir; suceder; tener cuidado	cumplir; obedecer; seguir; suceder
luisteren	atender; atender a; cumplir; escuchar; hacer caso; obedecer; seguir; suceder; tener cuidado	atender; escuchar
op zijn hoede zijn	tener cuidado
opletten	atender; atender a; escuchar; fijarse; hacer caso; poner atención; prestar atención; prestar atención a; tener cuidado	contemplar; controlar; cuidarse de; mirar; observar; percatarse de; percibir; poner atención; prestar atención; vigilar
oppassen	andar con cuidado; poner atención; prestar atención; tener cuidado
oppassen voor gevaar	tener cuidado
toeluisteren	atender; atender a; escuchar; fijarse; hacer caso; poner atención; prestar atención; prestar atención a; tener cuidado
uitkijken	andar con cuidado; poner atención; prestar atención; tener cuidado	desear; esperar; estar deseando
uitkijken voor	poner atención; prestar atención; tener cuidado
voorzichtig zijn	andar con cuidado; poner atención; prestar atención; tener cuidado

Wiktionary: tener cuidado

tener cuidado

verb

voorzichtig zijn
- uitkijken → tener cuidado

Cross Translation:

From	To	Via
• tener cuidado	→ opletten; uitkijken	↔ watch — to be wary
• tener cuidado	→ oppassen	↔ watch out — to use caution

Verwante vertalingen van tener cuidado