Spaans

Uitgebreide vertaling voor tasa (Spaans) in het Nederlands

tasa:

tasa [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la tasa (carga impositiva; imposición; recaudación)
    de belasting; overheidsbelasting
  2. la tasa (derechos; costas; coste; )
    de kosten; de belasting; de heffing; de leges
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leges [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. la tasa (índice)
    het richtgetal

Vertaal Matrix voor tasa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasting carga impositiva; costas; coste; costes; costo; derechos; exacción; expensas; gastos; imposición; recargo; recaudación; tasa carga; cargar; impuesto
heffing costas; coste; costes; costo; derechos; exacción; expensas; gastos; imposición; recargo; recaudación; tasa
kosten costas; coste; costes; costo; derechos; exacción; expensas; gastos; imposición; recargo; recaudación; tasa coste; gastos
leges costas; coste; costes; costo; derechos; exacción; expensas; gastos; imposición; recargo; recaudación; tasa
overheidsbelasting carga impositiva; imposición; recaudación; tasa
richtgetal tasa; índice

Verwante woorden van "tasa":

  • tasas

Synoniemen voor "tasa":


Wiktionary: tasa


Cross Translation:
FromToVia
tasa belasting; taks tax — money paid to government
tasa belasting; recht taxe — (vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.

tasar:

tasar werkwoord

  1. tasar (estimar; calcular; comprobar; valorar)
    bepalen; inschatten; schatten; afwegen
    • bepalen werkwoord (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • inschatten werkwoord (schat in, schatte in, schatten in, ingeschat)
    • schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  2. tasar (estimar; evaluar; valorar)
    schatten; beramen; ramen; taxeren
    • schatten werkwoord (schat, schatte, schatten, geschat)
    • beramen werkwoord (beraam, beraamt, beraamde, beraamden, beraamd)
    • ramen werkwoord (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
    • taxeren werkwoord (taxeer, taxeert, taxeerde, taxeerden, getaxeerd)

Conjugations for tasar:

presente
  1. taso
  2. tasas
  3. tasa
  4. tasamos
  5. tasáis
  6. tasan
imperfecto
  1. tasaba
  2. tasabas
  3. tasaba
  4. tasábamos
  5. tasabais
  6. tasaban
indefinido
  1. tasé
  2. tasaste
  3. tasó
  4. tasamos
  5. tasasteis
  6. tasaron
fut. de ind.
  1. tasaré
  2. tasarás
  3. tasará
  4. tasaremos
  5. tasaréis
  6. tasarán
condic.
  1. tasaría
  2. tasarías
  3. tasaría
  4. tasaríamos
  5. tasaríais
  6. tasarían
pres. de subj.
  1. que tase
  2. que tases
  3. que tase
  4. que tasemos
  5. que taséis
  6. que tasen
imp. de subj.
  1. que tasara
  2. que tasaras
  3. que tasara
  4. que tasáramos
  5. que tasarais
  6. que tasaran
miscelánea
  1. ¡tasa!
  2. ¡tasad!
  3. ¡no tases!
  4. ¡no taséis!
  5. tasado
  6. tasando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor tasar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen consideración
bepalen declaración; determinación; imposición
schatten angelitos; bomboncitos; cariños; corazones
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen calcular; comprobar; estimar; tasar; valorar adivinar; appreciar; conjeturar; conmemorar; considerar; contemplar; estimar; estudiar; examinar; hacer conjeturas; medir; pensar; pesar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre; sopesar
bepalen calcular; comprobar; estimar; tasar; valorar comprobar; constatar; definir; describir; detallar; determinar; especificar; establecer; estipular; fijar; identificar
beramen estimar; evaluar; tasar; valorar inventar un plan; tramar; urdir
inschatten calcular; comprobar; estimar; tasar; valorar
ramen estimar; evaluar; tasar; valorar estimar; presupuestar; presupuestar en
schatten calcular; comprobar; estimar; evaluar; tasar; valorar estimar; presupuestar; presupuestar en
taxeren estimar; evaluar; tasar; valorar evaluar; valorar

Synoniemen voor "tasar":


Wiktionary: tasar

tasar
verb
  1. waarderen
  2. (overgankelijk) schatten, de waarde bepalen.

Cross Translation:
FromToVia
tasar hechten aan; houden van; mogen; waarderen; begroten; schatten; taxeren; achten; achting hebben voor; achting toedragen; hoogachten apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
tasar begroten; schatten; taxeren; waarderen taxer — (vieilli) régler, fixer le prix des denrées, des marchandises, de quelque autre chose que ce soit.
tasar begroten; schatten; taxeren; waarderen évaluerestimer une chose quant à son prix, à sa valeur, à sa quantité, à sa durée.

Verwante vertalingen van tasa