Spaans

Uitgebreide vertaling voor talla (Spaans) in het Nederlands

talla:

talla [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la talla (tamaño; dimensión; formato; )
    de dimensie
    – afmeting 1
    • dimensie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • de doos heeft drie dimensies: lengte, breedte en hoogte1
    de omvang; de grootte; het formaat
    • omvang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • grootte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • formaat [het ~] zelfstandig naamwoord
    de maat; de mate
    – hoe groot het is 1
    • maat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • welke maat schoenen heb je?1
    • mate [de ~] zelfstandig naamwoord
      • in zekere mate heeft hij gelijk1
    de afmeting
    – hoe lang, breed of hoog het is 1
    • afmeting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • heb je de afmetingen van die kast opgeschreven?1
  2. la talla (dimensión; tamaño; medida)
    de afmeting; de maat
    • afmeting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • maat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la talla (construcción; edificio; casa; )
    het gebouw; het bouwwerk; het pand
    • gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. la talla (estatura; forma; postura; )
    de vorm; de figuur; de gestalte; de gedaante; het postuur
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • figuur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gestalte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gedaante [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • postuur [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. la talla (postura; estatura)
    de figuur; lichaamspostuur; de gestalte; het postuur
  6. la talla (construcción; edificio; finca; )
    het bouwsel
    • bouwsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. la talla (porte)
    de figuur; het postuur; de gedaante; het uiterlijk
    • figuur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • postuur [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gedaante [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uiterlijk [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. la talla (altura; estatura)
    de lichaamslengte

Vertaal Matrix voor talla:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmeting dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen
bouwsel casa; complexión; construcción; cultivo; edificación; edificio; estatura; estructura; faldón; finca; inmueble; prenda; talla
bouwwerk casa; complexión; construcción; cultivo; edificación; edificio; estatura; estructura; faldón; finca; inmueble; lote; parcela; prenda; solar; talla; terreno de construcción; terreno edificable
dimensie dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen dimensión
figuur aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; porte; postura; silueta; talla; tipo aparición; figura; forma; individual; personaje; tipo; tío
formaat dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen
gebouw casa; complexión; construcción; cultivo; edificación; edificio; estatura; estructura; faldón; finca; inmueble; lote; parcela; prenda; solar; talla; terreno de construcción; terreno edificable edificio
gedaante aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; porte; postura; silueta; talla; tipo aire; aparición; apariencia; aspecto; cara; estatura; expresión; fantasma; figura; forma; impresión; semblante; silueta; sombra; tamaño; visión
gestalte aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; postura; silueta; talla; tipo
grootte dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen
lichaamslengte altura; estatura; talla
lichaamspostuur estatura; postura; talla
maat dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen amiga; amigo; amiguito; camarada; compadre; compañera; compañero; socio
mate dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen cantidad; gradación; grado; medida; nivel
omvang dimensión; extensión; formato; medida; proporción; talla; tamaño; volumen tamaño; tamaño de ventanilla
pand casa; complexión; construcción; cultivo; edificación; edificio; estatura; estructura; faldón; finca; inmueble; lote; parcela; prenda; solar; talla; terreno de construcción; terreno edificable apartamento; casa; caución; dita; edificio; fianza; garantía; habitación; prenda
postuur aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; porte; postura; silueta; talla; tipo aparición; figura
uiterlijk porte; talla aire; apariencia; aspecto; cara; expresión; figura; semblante
vorm aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; postura; silueta; talla; tipo aire; apariencia; aspecto; borde; cara; condición; estar en forma; expresión; figura; forma; forma física; gálibo; marco; matriz; molde; molde de colada; semblante; vaciado en molde; yeso
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uiterlijk a más tardar; como más tarde; como máximo; exterior; externo; extrínsico

Verwante woorden van "talla":


Synoniemen voor "talla":


Wiktionary: talla

talla
noun
  1. grootte van kledingstuk/schoen

Cross Translation:
FromToVia
talla coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

talla vorm van tallar:

tallar werkwoord

  1. tallar
    beitelen
    • beitelen werkwoord (beitel, beitelt, beitelde, beitelden, gebeiteld)
  2. tallar (grabar en madera)
    kerven; in hout schrijven
  3. tallar (cortar; entresacar; recortar)
    uitknippen
    • uitknippen werkwoord (knip uit, knipt uit, knipte uit, knipten uit, uitgeknipt)
  4. tallar (entallar)
    houtsnijden
    • houtsnijden werkwoord (snijd hout, snijdt hout, sneed hout, sneden hout, houtgesneden)
  5. tallar (grabar en madera; entallar)
    kerven; snijwerk maken
    • kerven werkwoord (kerf, kerft, kerfde, kerfden, gekerfd)
    • snijwerk maken werkwoord (maak snijwerk, maakt snijwerk, maakte snijwerk, maakten snijwerk, snijwerk gemaakt)

Conjugations for tallar:

presente
  1. tallo
  2. tallas
  3. talla
  4. tallamos
  5. talláis
  6. tallan
imperfecto
  1. tallaba
  2. tallabas
  3. tallaba
  4. tallábamos
  5. tallabais
  6. tallaban
indefinido
  1. tallé
  2. tallaste
  3. talló
  4. tallamos
  5. tallasteis
  6. tallaron
fut. de ind.
  1. tallaré
  2. tallarás
  3. tallará
  4. tallaremos
  5. tallaréis
  6. tallarán
condic.
  1. tallaría
  2. tallarías
  3. tallaría
  4. tallaríamos
  5. tallaríais
  6. tallarían
pres. de subj.
  1. que talle
  2. que talles
  3. que talle
  4. que tallemos
  5. que talléis
  6. que tallen
imp. de subj.
  1. que tallara
  2. que tallaras
  3. que tallara
  4. que talláramos
  5. que tallarais
  6. que tallaran
miscelánea
  1. ¡talla!
  2. ¡tallad!
  3. ¡no talles!
  4. ¡no talléis!
  5. tallado
  6. tallando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

tallar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el tallar
    het kerven
    • kerven [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tallar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kerven tallar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beitelen tallar
houtsnijden entallar; tallar
in hout schrijven grabar en madera; tallar
kerven entallar; grabar en madera; tallar entallar; hacer un corte en madera; hacer una incisión; picar
snijwerk maken entallar; grabar en madera; tallar
uitknippen cortar; entresacar; recortar; tallar

Synoniemen voor "tallar":


Wiktionary: tallar


Cross Translation:
FromToVia
tallar slijpen cut — to form or shape by cutting
tallar boetseren; modelleren; vormen hew — to shape; to form
tallar schrobben scrub — to rub hard
tallar bewerken work — shape, form, or improve a material

talle:

talle [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el talle (cintura)
    de taille; middel van het lichaam; het middel
  2. el talle (cadera; cintura; medio)
    de heup
    • heup [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor talle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heup cadera; cintura; medio; talle
middel cintura; talle medicamento; medicina; remedio
middel van het lichaam cintura; talle
taille cintura; talle

Verwante woorden van "talle":


Wiktionary: talle

talle
noun
  1. het middelste deel van het lichaam

Verwante vertalingen van talla