Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. susurro:
  2. susurrar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor susurro (Spaans) in het Nederlands

susurro:

susurro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el susurro (susurrar; silbido; murmullo; ruido de fondo)
    de ruis; het geruis
    • ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geruis [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el susurro (murmullo)
    het gefluister; de fluistering
  3. el susurro (murmuración; zurrido)
    het gesuis; de suizing
    • gesuis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • suizing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. el susurro (murmullo; frufrú)
    het geritsel; ritseling

Vertaal Matrix voor susurro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fluistering murmullo; susurro
gefluister murmullo; susurro
geritsel frufrú; murmullo; susurro cambalaches; trapicho
geruis murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
gesuis murmuración; susurro; zurrido
ritseling frufrú; murmullo; susurro
ruis murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
suizing murmuración; susurro; zurrido

Synoniemen voor "susurro":


Wiktionary: susurro


Cross Translation:
FromToVia
susurro gefluister whisper — the act of speaking in a quiet voice

susurrar:

susurrar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el susurrar (silbido; susurro; murmullo; ruido de fondo)
    de ruis; het geruis
    • ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geruis [het ~] zelfstandig naamwoord

susurrar werkwoord

  1. susurrar (crujir; silbar)
    ritselen; knisperen
    • ritselen werkwoord (ritsel, ritselt, ritselde, ritselden, geritseld)
    • knisperen werkwoord (knisper, knispert, knisperde, knisperden, geknisperd)
  2. susurrar (zumbar; murmurar; silbar)
    suizen; ruisen; suizelen
    • suizen werkwoord (suis, suist, suiste, suisten, gesuist)
    • ruisen werkwoord
    • suizelen werkwoord (suizel, suizelt, suizelde, suizelden, gesuizeld)
  3. susurrar (murmurar; cotorrear)
    ruisen; zacht ruisen

Conjugations for susurrar:

presente
  1. susurro
  2. susurras
  3. susurra
  4. susurramos
  5. susurráis
  6. susurran
imperfecto
  1. susurraba
  2. susurrabas
  3. susurraba
  4. susurrábamos
  5. susurrabais
  6. susurraban
indefinido
  1. susurré
  2. susurraste
  3. susurró
  4. susurramos
  5. susurrasteis
  6. susurraron
fut. de ind.
  1. susurraré
  2. susurrarás
  3. susurrará
  4. susurraremos
  5. susurraréis
  6. susurrarán
condic.
  1. susurraría
  2. susurrarías
  3. susurraría
  4. susurraríamos
  5. susurraríais
  6. susurrarían
pres. de subj.
  1. que susurre
  2. que susurres
  3. que susurre
  4. que susurremos
  5. que susurréis
  6. que susurren
imp. de subj.
  1. que susurrara
  2. que susurraras
  3. que susurrara
  4. que susurráramos
  5. que susurrarais
  6. que susurraran
miscelánea
  1. ¡susurra!
  2. ¡susurrad!
  3. ¡no susurres!
  4. ¡no susurréis!
  5. susurrado
  6. susurrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor susurrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geruis murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
ruis murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
zacht ruisen sussurar suavemente
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knisperen crujir; silbar; susurrar
ritselen crujir; silbar; susurrar
ruisen cotorrear; murmurar; silbar; susurrar; zumbar zumbar
suizelen murmurar; silbar; susurrar; zumbar
suizen murmurar; silbar; susurrar; zumbar
zacht ruisen cotorrear; murmurar; susurrar

Synoniemen voor "susurrar":


Wiktionary: susurrar

susurrar
verb
  1. spreken met gedempte stem
  2. een zacht ruisend geluid doen horen
  3. intr|nld een zacht geluid maken (waarvan alle frequenties in gelijke mate voorkomen)

Cross Translation:
FromToVia
susurrar kabbelen babble — to make a continuous murmuring noise, as shallow water running over stones.
susurrar fluisteren whisper — to talk in a quiet voice
susurrar fluisteren flüstern — mit gesenkter, leiser Stimme sprechen
susurrar fluisteren; smoezelen; smoezen chuchoterparler bas et mystérieusement, en remuant à peine les lèvres.