Susurro in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

susurro:
- ruis; geruis; gefluister; fluistering; gesuis; suizing; geritsel; ritseling
susurrar:
- ruis; geruis
- ritselen; knisperen; suizen; ruisen; suizelen; zacht ruisen
Wiktionary:
- susurro → gefluister
- susurrar → fluisteren, ritselen, ruisen
- susurrar → kabbelen, fluisteren, smoezelen, smoezen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor susurro (Spaans) in het Nederlands

susurro:

susurro [el ~] zelfstandig naamwoord

el susurro (susurrar; silbido; murmullo; ruido de fondo)
de ruis; het geruis
- ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geruis [het ~] zelfstandig naamwoord
el susurro (murmullo)
het gefluister; de fluistering
- gefluister [het ~] zelfstandig naamwoord
- fluistering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el susurro (murmuración; zurrido)
het gesuis; de suizing
- gesuis [het ~] zelfstandig naamwoord
- suizing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el susurro (murmullo; frufrú)
het geritsel; ritseling
- geritsel [het ~] zelfstandig naamwoord
- ritseling [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor susurro:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fluistering	murmullo; susurro
gefluister	murmullo; susurro
geritsel	frufrú; murmullo; susurro	cambalaches; trapicho
geruis	murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
gesuis	murmuración; susurro; zurrido
ritseling	frufrú; murmullo; susurro
ruis	murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
suizing	murmuración; susurro; zurrido

Synoniemen voor "susurro":

bisbiseo; cuchicheo; arrullo; murmullo
eco; rumor; son; zumbido; runrún; referencia; noticia

Wiktionary: susurro

Cross Translation:

From	To	Via
• susurro	→ gefluister	↔ whisper — the act of speaking in a quiet voice

susurrar:

susurrar [el ~] zelfstandig naamwoord

el susurrar (silbido; susurro; murmullo; ruido de fondo)
de ruis; het geruis
- ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geruis [het ~] zelfstandig naamwoord

susurrar werkwoord

susurrar (crujir; silbar)
ritselen; knisperen
- ritselen werkwoord (ritsel, ritselt, ritselde, ritselden, geritseld)
- knisperen werkwoord (knisper, knispert, knisperde, knisperden, geknisperd)
susurrar (zumbar; murmurar; silbar)
suizen; ruisen; suizelen
- suizen werkwoord (suis, suist, suiste, suisten, gesuist)
- ruisen werkwoord
- suizelen werkwoord (suizel, suizelt, suizelde, suizelden, gesuizeld)
susurrar (murmurar; cotorrear)
ruisen; zacht ruisen
- ruisen werkwoord
- zacht ruisen werkwoord

Conjugations for susurrar:

presente

susurro
susurras
susurra
susurramos
susurráis
susurran

imperfecto

susurraba
susurrabas
susurraba
susurrábamos
susurrabais
susurraban

indefinido

susurré
susurraste
susurró
susurramos
susurrasteis
susurraron

fut. de ind.

susurraré
susurrarás
susurrará
susurraremos
susurraréis
susurrarán

condic.

susurraría
susurrarías
susurraría
susurraríamos
susurraríais
susurrarían

pres. de subj.

que susurre
que susurres
que susurre
que susurremos
que susurréis
que susurren

imp. de subj.

que susurrara
que susurraras
que susurrara
que susurráramos
que susurrarais
que susurraran

miscelánea

¡susurra!
¡susurrad!
¡no susurres!
¡no susurréis!
susurrado
susurrando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor susurrar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geruis	murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
ruis	murmullo; ruido de fondo; silbido; susurrar; susurro
zacht ruisen		sussurar suavemente
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knisperen	crujir; silbar; susurrar
ritselen	crujir; silbar; susurrar
ruisen	cotorrear; murmurar; silbar; susurrar; zumbar	zumbar
suizelen	murmurar; silbar; susurrar; zumbar
suizen	murmurar; silbar; susurrar; zumbar
zacht ruisen	cotorrear; murmurar; susurrar

Synoniemen voor "susurrar":

bisbisar; bisbisear; musitar; balbucir; cuchichear; farfullar; mascullar; murmurar; refunfuñar; discretear
tartajear; tartamudear; balbucear
hablar

Wiktionary: susurrar

susurrar

verb

spreken met gedempte stem
- fluisteren → susurrar; bisbisar; bisbisear; cuchichear
een zacht ruisend geluid doen horen
- ritselen → susurrar
intr|nld een zacht geluid maken (waarvan alle frequenties in gelijke mate voorkomen)
- ruisen → murmurar; runrunear; susurrar

Cross Translation:

From	To	Via
• susurrar	→ kabbelen	↔ babble — to make a continuous murmuring noise, as shallow water running over stones.
• susurrar	→ fluisteren	↔ whisper — to talk in a quiet voice
• susurrar	→ fluisteren	↔ flüstern — mit gesenkter, leiser Stimme sprechen
• susurrar	→ fluisteren; smoezelen; smoezen	↔ chuchoter — parler bas et mystérieusement, en remuant à peine les lèvres.

Computer vertaling door derden: