Suerte in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

suerte:
- fortuintje; gelukkig toeval; voordeel; opsteker; meevaller; buitenkansje; toeval; toevalligheid; levenslot; klasse; onderverdeling; aard; gelukje; mazzeltje
Wiktionary:
- suerte → geluk
- suerte → toeval, succes, veel geluk!, lot, geluk, soort, fortuin, levenslot, bestemming, lotsbestemming, voorland, fortuinlijkheid, rijkdom

Spaans

Uitgebreide vertaling voor suerte (Spaans) in het Nederlands

la suerte (pequeña fortuna; golpe de fortuna; golpe de suerte; chiripa; ganga; destino; capital; fortuna)
het fortuintje
- fortuintje [het ~] zelfstandig naamwoord
la suerte (golpe de suerte; golpecito de suerte; chollo; ganga)
gelukkig toeval; het voordeel; de opsteker; de meevaller; het buitenkansje
- gelukkig toeval [znw.] zelfstandig naamwoord
- voordeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- opsteker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- meevaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- buitenkansje [het ~] zelfstandig naamwoord
la suerte (casualidad)
de toeval; de toevalligheid
- toeval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- toevalligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la suerte (destino; destinación)
het levenslot
- levenslot [het ~] zelfstandig naamwoord
la suerte (categoría; clase; género; carácter)
de klasse; de onderverdeling; de aard
- klasse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onderverdeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la suerte (feliz coincidencia; chollo; ganga; gol; horca; chiripa; golpe de fortuna; golpe de suerte; golpecito de suerte; tiro certero)
het gelukje
- gelukje [het ~] zelfstandig naamwoord
la suerte (golpe de fortuna; horca; ganga; chiripa; aventador; feliz coincidencia; golpe de suerte; golpecito de suerte; tiro certero; golpe certero)
het mazzeltje
- mazzeltje [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aard	carácter; categoría; clase; género; suerte	alma; busto; calidad; carácter; conocimiento; constitución; especie; inteligencia; naturaleza; propensión; temperamento; ánimo; índole
buitenkansje	chollo; ganga; golpe de suerte; golpecito de suerte; suerte	golpe de suerte
fortuintje	capital; chiripa; destino; fortuna; ganga; golpe de fortuna; golpe de suerte; pequeña fortuna; suerte
gelukje	chiripa; chollo; feliz coincidencia; ganga; gol; golpe de fortuna; golpe de suerte; golpecito de suerte; horca; suerte; tiro certero
gelukkig toeval	chollo; ganga; golpe de suerte; golpecito de suerte; suerte
klasse	carácter; categoría; clase; género; suerte	capa; categoría; clase; clase de objeto; clase social; condición social; grado
levenslot	destinación; destino; suerte
mazzeltje	aventador; chiripa; feliz coincidencia; ganga; golpe certero; golpe de fortuna; golpe de suerte; golpecito de suerte; horca; suerte; tiro certero
meevaller	chollo; ganga; golpe de suerte; golpecito de suerte; suerte	breva; fortuna; ganga; golpe de fortuna; pequeña fortuna; ventaja; éxito
onderverdeling	carácter; categoría; clase; género; suerte
opsteker	chollo; ganga; golpe de suerte; golpecito de suerte; suerte
toeval	casualidad; suerte
toevalligheid	casualidad; suerte
voordeel	chollo; ganga; golpe de suerte; golpecito de suerte; suerte	breva; ganga; golpe de fortuna; ventaja
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
klasse		eminente; excelente

suerte

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• suerte	→ toeval	↔ chance — random occurrence
• suerte	→ succes; veel geluk!	↔ good luck — wish of fortune or encouragement
• suerte	→ lot	↔ lottery ticket — slip of paper drawn in a lottery
• suerte	→ geluk	↔ luck — something that happens to someone by chance
• suerte	→ soort	↔ sort — type
• suerte	→ geluk	↔ chance — Tout évènement, heureux ou malheureux, qui peut résulter d’un ordre de choses donné
• suerte	→ fortuin; lot; levenslot; bestemming; lotsbestemming; voorland	↔ destinée — destin particulier d’une personne ou d’une chose.
• suerte	→ geluk; fortuin; fortuinlijkheid; lot; levenslot; rijkdom	↔ fortune — hasard, chance.