Suavizar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

suavizar:
- verlichten; verzachten; lenigen; vermurwen; ontharden; verweken; zachtmaken; vervriendelijken
Wiktionary:
- suavizar → verzachten
- suavizar → afstompen, bot maken, lenigen, vergulden, verzoeten

Spaans

Uitgebreide vertaling voor suavizar (Spaans) in het Nederlands

suavizar:

suavizar werkwoord

suavizar (ablandar; templar)
verlichten; verzachten; lenigen
- verlichten werkwoord (verlicht, verlichtte, verlichtten, verlicht)
- verzachten werkwoord (verzacht, verzachtte, verzachtten, verzacht)
- lenigen werkwoord (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)
suavizar (ablandar; enternecer)
vermurwen
- vermurwen werkwoord (vermurw, vermurwt, vermurwde, vermurwden, vermurwd)
suavizar (ablandar)
ontharden; verweken; zachtmaken
- ontharden werkwoord (onthard, onthardt, onthardde, onthardden, onthard)
- verweken werkwoord (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)
- zachtmaken werkwoord (maak zacht, maakt zacht, maakte zacht, maakten zacht, zacht gemaakt)
suavizar (paliar; mitigar; ablandar; templar; aliviar)
verzachten; vervriendelijken
- verzachten werkwoord (verzacht, verzachtte, verzachtten, verzacht)
- vervriendelijken werkwoord

Conjugations for suavizar:

presente

suavizo
suavizas
suaviza
suavizamos
suavizáis
suavizan

imperfecto

suavizaba
suavizabas
suavizaba
suavizábamos
suavizabais
suavizaban

indefinido

suavicé
suavizaste
suavizó
suavizamos
suavizasteis
suavizaron

fut. de ind.

suavizaré
suavizarás
suavizará
suavizaremos
suavizaréis
suavizarán

condic.

suavizaría
suavizarías
suavizaría
suavizaríamos
suavizaríais
suavizarían

pres. de subj.

que suavice
que suavices
que suavice
que suavicemos
que suavicéis
que suavicen

imp. de subj.

que suavizara
que suavizaras
que suavizara
que suavizáramos
que suavizarais
que suavizaran

miscelánea

¡suaviza!
¡suavizad!
¡no suavices!
¡no suavicéis!
suavizado
suavizando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor suavizar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lenigen	ablandar; suavizar; templar	consumir; disfrutar
ontharden	ablandar; suavizar	ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar
verlichten	ablandar; suavizar; templar	aclarar; alumbrar; elucidar; iluminar; reducir el cargo
vermurwen	ablandar; enternecer; suavizar
vervriendelijken	ablandar; aliviar; mitigar; paliar; suavizar; templar
verweken	ablandar; suavizar	ablandar; enternecer; enternecerse; poner a remojar; poner en remojo; remojar
verzachten	ablandar; aliviar; mitigar; paliar; suavizar; templar
zachtmaken	ablandar; suavizar	ablandar; poner a remojar; poner en remojo; remojar

Synoniemen voor "suavizar":

ablandar; reblandecer; emblandecer; molificar; enternecer
acallar; silenciar; enmudecer; callar; tranquilizar; aliviar; aplacar; mitigar; aquietar; calmar
dorar; Paliar; encubrir; atenuar; endulzar; dulcificar
enfriar; apaciguar; templar; entibiar
laxar; aflojar; relajar; purgar; exonerar; limar; afinar; afilar
lenificar; alandar; dulcificar
lijar; alisar; pulir; pulimentar; igualar; cepillar
raspar; esmerilar; desgastar
lubricar; engrasar; lubrificar; aceitar
paliar; disimular; atenuar; ocultar; velar; disculpar; exculpar; disminuir; excusar; atemperar; encubrir

Wiktionary: suavizar

suavizar

verb

minder erg maken
- verzachten → ablandar; suavizar; atenuar; reblandecer; ablandarse

Cross Translation:

From	To	Via
• suavizar	→ afstompen; bot maken; lenigen; vergulden; verzoeten	↔ adoucir — Rendre doux, tempérer l’âcreté de quelque chose d’aigre, de piquant, de salé.

Computer vertaling door derden: