Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. su:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor su (Spaans) in het Nederlands

su:

su bijvoeglijk naamwoord

  1. su
    zijn
    • zijn bijvoeglijk naamwoord
  2. su (suya; de ella; suyo)
    haar
    • haar bijvoeglijk naamwoord
  3. su (suyo)
    uw
    • uw bijvoeglijk naamwoord
  4. su (ellos; sus; a ellos; )
    hun; hen
    • hun bijvoeglijk naamwoord
    • hen bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor su:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haar cabellera; mata de pelo; melena
hen gallina
zijn existencia
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijn encontrarse; estar; existir; hallarse; ser; vivir
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Uwe su; sus
men a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
uw su; sus
zijne su
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
haar de ella; su; suya; suyo
hen a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
hun a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
uw su; suyo
zijn su

Wiktionary: su

su
pronoun
  1. bezittelijk voornaamwoord uw
  2. derde persoon enkelvoud m/o

Cross Translation:
FromToVia
su haar her — belonging to
su zijn his — attributive: belonging to him
su haar; zijn its — belonging to it
su zijn ↔ one's — belonging to
su hun their — belonging to them
su je; jouw; uw your — belonging to you (singular; one owner)
su jullie; uw; ulle your — belonging to you (plural; more owners)
su zijn seineine Form des Possessivpronomens „sein, seine, sein“: drückt das Eigentum, den Besitz einer Person an einer Sache oder Person aus, beziehungsweise umgekehrt die Zugehörigkeit

Verwante vertalingen van su