Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal sonar

Vertaal sonar van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sonar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor sonar (Spaans) in het Nederlands

sonar:

sonar werkwoord

  1. sonar (repicar)
    klinken; klank voortbrengen
    luiden
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    • luiden werkwoord (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)
      • de klok luidt1
  2. sonar
    luiden
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    • luiden werkwoord (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)
      • de klok luidt1
    beieren
    • beieren werkwoord (beier, beiert, beierde, beierden, gebeierd)
  3. sonar
    doorklinken
    • doorklinken werkwoord (klink door, klinkt door, klonk door, klonken door, doorgeklonken)
  4. sonar (arrebatarse en cólera; brillar; chocar; )
    tinkelen; rinkelen; tingelen; klingelen
    • tinkelen werkwoord (tinkel, tinkelt, tinkelde, tinkelden, getinkeld)
    • rinkelen werkwoord (rinkel, rinkelt, rinkelde, rinkelden, gerinkeld)
    • tingelen werkwoord (tingel, tingelt, tingelde, tingelden, getingeld)
    • klingelen werkwoord (klingel, klingelt, klingelde, klingelden, geklingeld)
  5. sonar (hacer ruido)
    geluid maken
    • geluid maken werkwoord (maak geluid, maakt geluid, maakte geluid, maakten geluid, geluid gemaakt)
  6. sonar (chocar; brindar; tintinear; )
    rammelen; kletteren
    • rammelen werkwoord (rammel, rammelt, rammelde, rammelden, gerammeld)
    • kletteren werkwoord (kletter, klettert, kletterde, kletterden, gekletterd)
  7. sonar (resonar; tronar; retumbar)
    met krachtige stem zingen; galmen
  8. sonar (resonar; repercutir; retumbar; hacer eco)
    echoën; galmen; weerklinken; naklinken
    • echoën werkwoord (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)
    • galmen werkwoord (galm, galmt, galmde, galmden, gegalmd)
    • weerklinken werkwoord (weerklink, weerklinkt, weerklonk, weerklonken, weerklonken)
    • naklinken werkwoord (klink na, klinkt na, klonk na, klonken na, nageklonken)
  9. sonar (repercutir; resonar)
    schallen; weerschallen
    • schallen werkwoord
    • weerschallen werkwoord (weerschal, weerschalt, weerschalde, weerschalden, weerschald)
  10. sonar (hacer sonar)
    bellen; overgaan
    • bellen werkwoord (bel, belt, belde, belden, gebeld)
    • overgaan werkwoord (ga over, gaat over, ging over, gingen over, overgegaan)

Conjugations for sonar:

presente
  1. sueno
  2. suenas
  3. suena
  4. sonamos
  5. sonáis
  6. suenan
imperfecto
  1. sonaba
  2. sonabas
  3. sonaba
  4. sonábamos
  5. sonabais
  6. sonaban
indefinido
  1. soné
  2. sonaste
  3. sonó
  4. sonamos
  5. sonasteis
  6. sonaron
fut. de ind.
  1. sonaré
  2. sonarás
  3. sonará
  4. sonaremos
  5. sonaréis
  6. sonarán
condic.
  1. sonaría
  2. sonarías
  3. sonaría
  4. sonaríamos
  5. sonaríais
  6. sonarían
pres. de subj.
  1. que suene
  2. que suenes
  3. que suene
  4. que sonemos
  5. que sonéis
  6. que suenen
imp. de subj.
  1. que sonara
  2. que sonaras
  3. que sonara
  4. que sonáramos
  5. que sonarais
  6. que sonaran
miscelánea
  1. ¡suena!
  2. ¡sonad!
  3. ¡no suenes!
  4. ¡no sonéis!
  5. sonado
  6. sonando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor sonar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bellen llamada; llamar; llamar a la puerta; telefonazo; tocar el timbre
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beieren sonar
bellen hacer sonar; sonar llamar; llamar a la puerta; llamar por teléfono; telefonear
doorklinken sonar
echoën hacer eco; repercutir; resonar; retumbar; sonar hacer eco; reflejar; reiterar; repasar; repercutir; repetir; resonar; tronar
galmen hacer eco; repercutir; resonar; retumbar; sonar; tronar hacer eco; reflejar; repercutir; resonar; tronar
geluid maken hacer ruido; sonar
klank voortbrengen repicar; sonar
kletteren brincar; brindar; caer con estrépito; chocar; chocar los vasos; dar brincos; golpear; golpetear; hacer ruidos; remachar; repicar; repiquetear; saltar; sonar; teclear; tintinear; traquetear; trincar
klingelen arrebatarse en cólera; borbotar; brillar; burbujear; caer con estrépito; centellear; chispear; chocar; hormiguear; repicar; sonar
klinken repicar; sonar clavar; fijar a
luiden repicar; sonar campanear; golpear; llamar a la puerta; palpitar con fuerza
met krachtige stem zingen resonar; retumbar; sonar; tronar
naklinken hacer eco; repercutir; resonar; retumbar; sonar
overgaan hacer sonar; sonar atravesar; cruzar; pasar
rammelen brincar; brindar; caer con estrépito; chocar; chocar los vasos; dar brincos; golpear; golpetear; hacer ruidos; remachar; repicar; repiquetear; saltar; sonar; teclear; tintinear; traquetear; trincar morirse de hambre; tener hambre
rinkelen arrebatarse en cólera; borbotar; brillar; burbujear; caer con estrépito; centellear; chispear; chocar; hormiguear; repicar; sonar
schallen repercutir; resonar; sonar hacer eco; reflejar; repercutir; resonar; tronar
tingelen arrebatarse en cólera; borbotar; brillar; burbujear; caer con estrépito; centellear; chispear; chocar; hormiguear; repicar; sonar
tinkelen arrebatarse en cólera; borbotar; brillar; burbujear; caer con estrépito; centellear; chispear; chocar; hormiguear; repicar; sonar
weerklinken hacer eco; repercutir; resonar; retumbar; sonar cantar a pleno pulmón; hacer audible; hacer eco; reflejar; repercutir; resonar; tronar
weerschallen repercutir; resonar; sonar hacer eco; reflejar; repercutir; resonar; tronar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
overgaan timbre

Wiktionary: sonar

sonar
verb
  1. een bepaalde klank voortbrengen
  2. doen klinken, gewoonlijk van een bel
Cross Translation:
FromToVia
• sonar → klinken; bellen ↔ klingeln — etwas schrillen lassen
• sonar → bellen; klinken; rinkelen ↔ ring — to produce the sound of a bell or a similar sound
• sonar → luiden; weergalmen; beieren ↔ ring — to make produce sound
• sonar → klinken; geluid maken; toon voortbrengen ↔ sound — to produce a sound
• sonar → bellen; aanbellen; luiden; schellen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; schalmen; overgaan; gaan; klinken; slaan ↔ sonner — rendre un son.

Verwante vertalingen van sonar







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0438 seconde
Page rendered in 1.0 seconds