Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- sofoco:
- sofocar:
-
Wiktionary:
- sofocar → onderdrukken, verstikken
- sofocar → verstikken, stikken, onderdrukken, neerslaan, smoren, verkroppen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor sofoco (Spaans) in het Nederlands
sofoco:
-
el sofoco
-
el sofoco (asfixia)
de verstikking
Vertaal Matrix voor sofoco:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ademnood | sofoco | |
verstikking | asfixia; sofoco |
Verwante woorden van "sofoco":
Synoniemen voor "sofoco":
sofocar:
-
sofocar (asfixiar; ahogar; guisar; estofar)
-
sofocar (romper una relación de pareja; divorciarse)
uitmaken; uit elkaar gaan-
uit elkaar gaan werkwoord (ga uit elkaar, gaat uit elkaar, ging uit elkaar, gingen uit elkaar, uit elkaar gegaan)
-
sofocar (achicar; reprimir)
onderdrukken; de kop indrukken-
de kop indrukken werkwoord (druk de kop in, drukt de kop in, drukte de kop in, drukten de kop in, de kop ingedrukt)
-
sofocar (guisar; asfixiar; estofar)
Conjugations for sofocar:
presente
- sofoco
- sofocas
- sofoca
- sofocamos
- sofocáis
- sofocan
imperfecto
- sofocaba
- sofocabas
- sofocaba
- sofocábamos
- sofocabais
- sofocaban
indefinido
- sofoqué
- sofocaste
- sofocó
- sofocamos
- sofocasteis
- sofocaron
fut. de ind.
- sofocaré
- sofocarás
- sofocará
- sofocaremos
- sofocaréis
- sofocarán
condic.
- sofocaría
- sofocarías
- sofocaría
- sofocaríamos
- sofocaríais
- sofocarían
pres. de subj.
- que sofoque
- que sofoques
- que sofoque
- que sofoquemos
- que sofoquéis
- que sofoquen
imp. de subj.
- que sofocara
- que sofocaras
- que sofocara
- que sofocáramos
- que sofocarais
- que sofocaran
miscelánea
- ¡sofoca!
- ¡sofocad!
- ¡no sofoques!
- ¡no sofoquéis!
- sofocado
- sofocando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor sofocar:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
de kop indrukken | achicar; reprimir; sofocar | |
iem. verstikken | asfixiar; estofar; guisar; sofocar | |
onderdrukken | achicar; reprimir; sofocar | tener bajo control |
smoren | asfixiar; estofar; guisar; sofocar | ahogar; apagar; apagarse; balar; borbotear; brotar; dar balidos; estofar; extinguir; extinguirse; gruñir; guisar; zumbar |
uit elkaar gaan | divorciarse; romper una relación de pareja; sofocar | desarticularse; despedirse; separar; separarse |
uitmaken | divorciarse; romper una relación de pareja; sofocar | desconectar; desenchufar |
verstikken | ahogar; asfixiar; estofar; guisar; sofocar |
Synoniemen voor "sofocar":
Wiktionary: sofocar
sofocar
Cross Translation:
verb
-
een wens, verlangen, uiting of ontwikkeling eventueel met geweld tegengaan
-
doen stikken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sofocar | → verstikken | ↔ choke — be unable to breathe because of obstruction of the windpipe |
• sofocar | → stikken | ↔ smother — to suffocate |
• sofocar | → onderdrukken | ↔ stifle — to repress, keep in or hold back |
• sofocar | → neerslaan; onderdrukken; smoren; verkroppen; verstikken | ↔ suffoquer — étouffer, faire perdre la respiration ou rendre la respiration difficile; il se dit ordinairement du manque de respiration qui arriver par quelque cause intérieure ou par l’effet de quelque vapeur nuisible. |
• sofocar | → neerslaan; onderdrukken; smoren; verkroppen; verstikken | ↔ étouffer — Faire mourir en arrêter la respiration. |