Spaans

Uitgebreide vertaling voor salva (Spaans) in het Nederlands

salva:

salva [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la salva
    het salvo; een salvo toejuichingen
  2. la salva
    het saluutschot
  3. la salva (saludo; recuerdos; salutación)
    het saluut; militaire groet
  4. la salva (salutación)
    eregroet
  5. la salva (andanada)
    salvovuur

Vertaal Matrix voor salva:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een salvo toejuichingen salva
eregroet salutación; salva
militaire groet recuerdos; saludo; salutación; salva
saluut recuerdos; saludo; salutación; salva acogida; bienvenida; palabras de bienvenida; saludo; salutación
saluutschot salva
salvo salva
salvovuur andanada; salva

Synoniemen voor "salva":


Wiktionary: salva


Cross Translation:
FromToVia
salva salvo salvo — concentrated fire from pieces of artillery
salva salvo volley — simultaneous fire

salva vorm van salvar:

salvar werkwoord

  1. salvar
    redden
    • redden werkwoord (red, redt, redde, redden, gered)
  2. salvar (guardar; depositar; almacenar)
    opslaan; bewaren; deponeren
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  3. salvar (guardar)
    bergen; in veiligheid brengen
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)
    • in veiligheid brengen werkwoord (breng in veiligheid, brengt in veiligheid, bracht in veiligheid, brachten in veiligheid, in veiligheid gebracht)
  4. salvar (conciliar)
    overbruggen
    • overbruggen werkwoord (overbrug, overbrugt, overbrugde, overbrugden, overbrugd)

Conjugations for salvar:

presente
  1. salvo
  2. salvas
  3. salva
  4. salvamos
  5. salváis
  6. salvan
imperfecto
  1. salvaba
  2. salvabas
  3. salvaba
  4. salvábamos
  5. salvabais
  6. salvaban
indefinido
  1. salvé
  2. salvaste
  3. salvó
  4. salvamos
  5. salvasteis
  6. salvaron
fut. de ind.
  1. salvaré
  2. salvarás
  3. salvará
  4. salvaremos
  5. salvaréis
  6. salvarán
condic.
  1. salvaría
  2. salvarías
  3. salvaría
  4. salvaríamos
  5. salvaríais
  6. salvarían
pres. de subj.
  1. que salve
  2. que salves
  3. que salve
  4. que salvemos
  5. que salvéis
  6. que salven
imp. de subj.
  1. que salvara
  2. que salvaras
  3. que salvara
  4. que salváramos
  5. que salvarais
  6. que salvaran
miscelánea
  1. ¡salva!
  2. ¡salvad!
  3. ¡no salves!
  4. ¡no salvéis!
  5. salvado
  6. salvando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor salvar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen almacén; depósito
bewaren almacén; depósito
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen guardar; salvar almacenar; deshacerse de; meter; ordenar; recoger; recoger la mesa
bewaren almacenar; depositar; guardar; salvar apartar; archivar; conservar; depositar sobre; guardar; poner a un lado; poner en el establo; poner en el garaje; proteger
deponeren almacenar; depositar; guardar; salvar aplicar; arrojar; colocar; deponer; depositar; depositar sobre; derribar; destinar; encajar; estacionar; ingresar; meter; mover; pagar; poner; publicar; situar; transcribir; verter
in veiligheid brengen guardar; salvar
opslaan almacenar; depositar; guardar; salvar archivar; guardar; recordar; reservarse; retener
overbruggen conciliar; salvar
redden salvar

Synoniemen voor "salvar":


Wiktionary: salvar

salvar
verb
  1. redden
  2. actie ondernemen om iets of iemand uit de moeilijkheden te halen

Cross Translation:
FromToVia
salvar redden save — to help someone to survive
salvar opslaan; bewaren save — to write a file to a disk
salvar zekerstellen sauvegarder — Prendre sous sa sauvegarde. Se dit en parlant des personnes et des choses.
salvar behouden; bergen; redden sauvergarantir, préserver, tirer du péril, mettre en sûreté.

Computer vertaling door derden: