Spaans

Uitgebreide vertaling voor ruego (Spaans) in het Nederlands

ruego:

ruego [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el ruego (pregunta; demanda; petición; deseo; súplica)
    de vraag; het verzoek; de bede
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verzoek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bede [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. el ruego (propuesta; solicitud; demanda; petición)
    het voorstel; het verzoek
    • voorstel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verzoek [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el ruego (interpelación; cuestión; pregunta; )
    de interpellatie; de vraag

Vertaal Matrix voor ruego:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bede demanda; deseo; petición; pregunta; ruego; súplica plegaria; súplica
interpellatie cuestión; instancia; interpelación; petición; pregunta; ruego; solicitud
verzoek demanda; deseo; petición; pregunta; propuesta; ruego; solicitud; súplica plegaria; súplica
voorstel demanda; petición; propuesta; ruego; solicitud proposición; propuesta; propuesta de proyecto
vraag cuestión; demanda; deseo; instancia; interpelación; petición; pregunta; ruego; solicitud; súplica demanda; exigencia; pregunta

Verwante woorden van "ruego":


Synoniemen voor "ruego":


rogar:

rogar werkwoord

  1. rogar (pedir; solicitar)
    vragen; verzoeken; aanvragen; uitnodigen; aanzoeken
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
    • aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
    • aanzoeken werkwoord (zoek aan, zoekt aan, zocht aan, zochten aan, aangezocht)
  2. rogar (presentar una solicitud; solicitar; pedir; presentar una instancia)
    vragen; rekwestreren; aanvragen; verzoeken
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
    • rekwestreren werkwoord (rekwestreer, rekwestreert, rekwestreerde, rekwestreerden, gerekwestreerd)
    • aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
  3. rogar (suplicar)
    verzoeken; smeken; bidden; vragen
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
    • smeken werkwoord (smeek, smeekt, smeekte, smeekten, gesmeekt)
    • bidden werkwoord (bid, bidt, bad, baden, gebeden)
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
  4. rogar (pedir; rezar; mendigar; )
    bidden; in gebed zijn
  5. rogar (pedir; solicitar; hacer una petición)
    bevragen
    • bevragen werkwoord (bevraag, bevraagt, bevraagde, bevraagden, bevraagd)
  6. rogar (suplicar; pedir; rezar; )
    soebatten
    • soebatten werkwoord (soebat, soebatt, soebatte, soebatten, gesoebat)
  7. rogar (intentar; testar; poner a prueba; )
    proberen; uitproberen; beproeven
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • uitproberen werkwoord (probeer uit, probeert uit, probeerde uit, probeerden uit, uitgeprobeerd)
    • beproeven werkwoord (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)
  8. rogar (preguntarse)

Conjugations for rogar:

presente
  1. ruego
  2. ruegas
  3. ruega
  4. rogamos
  5. rogáis
  6. ruegan
imperfecto
  1. rogaba
  2. rogabas
  3. rogaba
  4. rogábamos
  5. rogabais
  6. rogaban
indefinido
  1. rogué
  2. rogaste
  3. rogó
  4. rogamos
  5. rogasteis
  6. rogaron
fut. de ind.
  1. rogaré
  2. rogarás
  3. rogará
  4. rogaremos
  5. rogaréis
  6. rogarán
condic.
  1. rogaría
  2. rogarías
  3. rogaría
  4. rogaríamos
  5. rogaríais
  6. rogarían
pres. de subj.
  1. que ruegue
  2. que ruegues
  3. que ruegue
  4. que roguemos
  5. que roguéis
  6. que rueguen
imp. de subj.
  1. que rogara
  2. que rogaras
  3. que rogara
  4. que rogáramos
  5. que rogarais
  6. que rogaran
miscelánea
  1. ¡ruega!
  2. ¡rogad!
  3. ¡no ruegues!
  4. ¡no roguéis!
  5. rogado
  6. rogando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor rogar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvragen solicitar
bidden oración; plegaria; rezo
proberen tratar
smeken súplica
verzoeken ruegos; solicitudes
vragen ruegos; solicitudes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvragen pedir; presentar una instancia; presentar una solicitud; rogar; solicitar pedir; reclamar; recuperar
aanzoeken pedir; rogar; solicitar
beproeven examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar aquilatar; buscar; catar; comprobar; controlar; corregir; ensayar; examinar; inspeccionar; mirar; pasar revista a; probar; repasar; someter a prueba; verificar
bevragen hacer una petición; pedir; rogar; solicitar
bidden implorar; mendigar; pedir; rezar; rogar; solicitar; suplicar
in gebed zijn implorar; mendigar; pedir; rezar; rogar; solicitar; suplicar
proberen examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar intentar; probar; probarse; probarse una prenda de vestir; tratar
rekwestreren pedir; presentar una instancia; presentar una solicitud; rogar; solicitar
smeken rogar; suplicar
soebatten implorar; mendigar; pedir; rezar; rogar; solicitar; suplicar
uitnodigen pedir; rogar; solicitar convidar; invitar
uitproberen examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar probar; testar
verzoeken pedir; presentar una instancia; presentar una solicitud; rogar; solicitar; suplicar pedir; reclamar; recuperar
vragen pedir; presentar una instancia; presentar una solicitud; rogar; solicitar; suplicar pedir; preguntar; preguntarse; reclamar; recuperar
zich afvragen preguntarse; rogar
zich verwonderen preguntarse; rogar

Synoniemen voor "rogar":


Wiktionary: rogar

rogar
verb
  1. dringend iets vragen, smeken
  2. nederig om een gunst verzoeken
  3. aan iemand vragen iets al dan niet te doen

Cross Translation:
FromToVia
rogar smeken beg — to supplicate, to plead with someone for help
rogar smeken pray — to beg humbly for aid
rogar bidden pray — to talk to God
rogar bidden; inroepen; verzoeken; vragen; aanvragen prieradorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce.