Spaans

Uitgebreide vertaling voor riqueza (Spaans) in het Nederlands

riqueza:

riqueza [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la riqueza (lujo; magnificencia; abundancia; )
    de luxe; de overvloed; de weelderigheid; de pracht; de weelde
    • luxe [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overvloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • weelderigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • pracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • weelde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la riqueza (recurso; abundancia)
    de rijkdom
    • rijkdom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la riqueza
    de rijkheid
    • rijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. la riqueza (haberes; capital; hacienda; fortuna; caudal)
    het vermogen; het geldelijk vermogen
  5. la riqueza (finanzas; capital; fundación; )
    financiële middelen; de geldmiddelen; de kapitaal

Vertaal Matrix voor riqueza:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
financiële middelen capital; finanzas; fondos en caja; fundación; letra capital; riqueza; suma
geldelijk vermogen capital; caudal; fortuna; haberes; hacienda; riqueza
geldmiddelen capital; finanzas; fondos en caja; fundación; letra capital; riqueza; suma
kapitaal capital; finanzas; fondos en caja; fundación; letra capital; riqueza; suma capital; mas dineros; suma
luxe abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad
overvloed abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad abundancia; desbordamiento; excedente; exceso; gran cantidad; intemperancia; montón; pila; rebosamiento; superabundancia
pracht abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad adorno; belleza; boato; brillantez; brillo; esplendor; fastuosidad; glande; gloria; hermosura; lustre; ostentación; pompa; preciosidad; resplandor
rijkdom abundancia; recurso; riqueza
rijkheid riqueza
vermogen capital; caudal; fortuna; haberes; hacienda; riqueza autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad
weelde abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad
weelderigheid abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad erotismo; sensualidad; sensualismo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermogen saber; ser capaz
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kapitaal capital

Verwante woorden van "riqueza":

  • riquezas

Synoniemen voor "riqueza":


Wiktionary: riqueza

riqueza
noun
  1. het bezitten van veel geld en goud
  2. omstandigheden van overvloed waar men in leeft

Cross Translation:
FromToVia
riqueza rijkdom wealth — riches; valuable material possessions
riqueza rijkdom; luxe; vruchtbaarheid; weligheid richesseopulence, abondance de biens.

Verwante vertalingen van riqueza