Spaans

Uitgebreide vertaling voor respiro (Spaans) in het Nederlands

respiro:

respiro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el respiro
    de zucht; de ademstoot
    • zucht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ademstoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el respiro (respiración; inhalación; aliento)
    de ademhaling; de adem; de ademtocht; de inhalatie; de inademing
    • ademhaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • adem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ademtocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inhalatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inademing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. el respiro (aplazamiento; demora; descanso)
    het uitstel; het respijt; de onderbreking
  4. el respiro (espiración; aliento)
    de uitademing
  5. el respiro (plazo de reflexión; respiradero; plazo para reflexionar)
    het respijt; de bedenktijd
  6. el respiro (traslado; remisión; demora; )
    het uitstel; het respijt
    • uitstel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • respijt [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor respiro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adem aliento; inhalación; respiración; respiro oxígeno
ademhaling aliento; inhalación; respiración; respiro
ademstoot respiro
ademtocht aliento; inhalación; respiración; respiro
bedenktijd plazo de reflexión; plazo para reflexionar; respiradero; respiro
inademing aliento; inhalación; respiración; respiro
inhalatie aliento; inhalación; respiración; respiro
onderbreking aplazamiento; demora; descanso; respiro abstención; abstinencia; descanso; fracción; intermedio; interrupción; pausa; reposo; rotura; ruptura
respijt aplazamiento; demora; descanso; desplazamiento; plazo de reflexión; plazo para reflexionar; remisión; respiradero; respiro; traslado
uitademing aliento; espiración; respiro
uitstel aplazamiento; demora; descanso; desplazamiento; remisión; respiro; traslado
zucht respiro afán; aguijón; anhelo; ansia; ansiedad; ardor; avance; deseo; espera; gemido; quejido; requerimiento; requisito; suspiro; tirantez

Synoniemen voor "respiro":


Wiktionary: respiro

respiro
Cross Translation:
FromToVia
respiro pauze; adempauze breath — a rest or pause
respiro adem; aam; asem; ademhaling; respiratie; uitwaseming haleinesouffle de la respiration, air attirer et repousser par les poumons.
respiro adem; asem souffle — Simple respiration

respiro vorm van respirar:

respirar werkwoord

  1. respirar
    ademen; ademhalen; inademen
    • ademen werkwoord (adem, ademt, ademde, ademden, geademd)
    • ademhalen werkwoord (haal adem, haalt adem, haalde adem, haalden adem, ademgehaald)
    • inademen werkwoord (adem in, ademt in, ademde in, ademden in, ingeademd)
  2. respirar (inhalar; aspirar; fumar inhalando)
  3. respirar (inhalar)
    inademen; inhaleren
    • inademen werkwoord (adem in, ademt in, ademde in, ademden in, ingeademd)
    • inhaleren werkwoord (inhaleer, inhaleert, inhaleerde, inhaleerden, geïnhaleerd)
  4. respirar (aliviar)
    verademen

Conjugations for respirar:

presente
  1. respiro
  2. respiras
  3. respira
  4. respiramos
  5. respiráis
  6. respiran
imperfecto
  1. respiraba
  2. respirabas
  3. respiraba
  4. respirábamos
  5. respirabais
  6. respiraban
indefinido
  1. respiré
  2. respiraste
  3. respiró
  4. respiramos
  5. respirasteis
  6. respiraron
fut. de ind.
  1. respiraré
  2. respirarás
  3. respirará
  4. respiraremos
  5. respiraréis
  6. respirarán
condic.
  1. respiraría
  2. respirarías
  3. respiraría
  4. respiraríamos
  5. respiraríais
  6. respirarían
pres. de subj.
  1. que respire
  2. que respires
  3. que respire
  4. que respiremos
  5. que respiréis
  6. que respiren
imp. de subj.
  1. que respirara
  2. que respiraras
  3. que respirara
  4. que respiráramos
  5. que respirarais
  6. que respiraran
miscelánea
  1. ¡respira!
  2. ¡respirad!
  3. ¡no respires!
  4. ¡no respiréis!
  5. respirado
  6. respirando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor respirar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ademen respirar
ademhalen respirar
iets ophalen aspirar; fumar inhalando; inhalar; respirar
inademen inhalar; respirar
inhaleren inhalar; respirar chinchar; fumar inhalando; inhalar
verademen aliviar; respirar

Synoniemen voor "respirar":

  • oxigenarse; puricarse

Wiktionary: respirar

respirar
verb
  1. de voor het leven nodige lucht inzuigen en weer uitdrijven
  2. door levende wezens inblazen en uitblazen van lucht om zuurstof te krijgen
  3. lucht uit de omgeving opnemen

Cross Translation:
FromToVia
respirar ademhalen; ademen breathe — to draw air in and out
respirar ademen; ademhalen respireramener l’air dans ses poumons, assimiler l’oxygène et rejeter du gaz carbonique.