Spaans

Uitgebreide vertaling voor remover (Spaans) in het Nederlands

remover:

remover werkwoord

  1. remover (mudar de casa; amanecer; despachar; )
    verhuizen; verkassen
    • verhuizen werkwoord (verhuis, verhuist, verhuisde, verhuisden, verhuisd)
    • verkassen werkwoord
  2. remover (abreviar; disminuir; bajar; )
    declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden
    • declineren werkwoord (declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
    • afnemen werkwoord (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • minder worden werkwoord (word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
  3. remover (revolver; moverse; maniobrar; )
    bewegen; in beweging brengen; beroeren
    • bewegen werkwoord (beweeg, beweegt, bewoog, bewogen, bewogen)
    • in beweging brengen werkwoord (breng in beweging, brengt in beweging, bracht in beweging, brachten in beweging, in beweging gebracht)
    • beroeren werkwoord (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
  4. remover
    rondroeren
    • rondroeren werkwoord (roer rond, roert rond, roerde rond, roerden rond, rondgeroerd)
  5. remover (privar de; llevarse; quitar; )
    ontnemen; depriveren; te kort doen; beroven van
    • ontnemen werkwoord (ontneem, ontneemt, ontnam, ontnomen, ontnomen)
    • depriveren werkwoord (depriveer, depriveert, depriveerde, depriveerden, gedepriveerd)
    • te kort doen werkwoord (doe te kort, doet te kort, deed te kort, deden te kort, te kort gedaan)
    • beroven van werkwoord (beroof van, berooft van, beroofde van, beroofden van, beroofd van)
  6. remover (mezclar)
    husselen; door elkaar schudden; hutselen
  7. remover (ajetrearse; reventar; darse prisa; trepar a; encaramarse a)
    omwoelen
    • omwoelen werkwoord (woel om, woelt om, woelde om, woelden om, omgewoeld)

Conjugations for remover:

presente
  1. remuevo
  2. remueves
  3. remueve
  4. removemos
  5. removéis
  6. remueven
imperfecto
  1. removía
  2. removías
  3. removía
  4. removíamos
  5. removíais
  6. removían
indefinido
  1. removí
  2. removiste
  3. removió
  4. removimos
  5. removisteis
  6. removieron
fut. de ind.
  1. removeré
  2. removerás
  3. removerá
  4. removeremos
  5. removeréis
  6. removerán
condic.
  1. removería
  2. removerías
  3. removería
  4. removeríamos
  5. removeríais
  6. removerían
pres. de subj.
  1. que remueva
  2. que remuevas
  3. que remueva
  4. que removamos
  5. que remováis
  6. que remuevan
imp. de subj.
  1. que removiera
  2. que removieras
  3. que removiera
  4. que removiéramos
  5. que removierais
  6. que removieran
miscelánea
  1. ¡remueve!
  2. ¡removed!
  3. ¡no remuevas!
  4. ¡no remováis!
  5. removido
  6. removiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor remover:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaan debilitarse; disminuir
afnemen debilitarse; desempolvar; disminuir; limpiar; limpiar el polvo; quitar el polvo
declineren cambio; declinación
minder worden bajada; caída; descenso; disminución; reducción
ontnemen privar de; quitar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaan abreviar; ahorrar; bajar; decaer; decrecer; desaparecer; descender; disminuir; llevarse; menguar; rebajar; recortar; reducir; regresar; remover; robar; vencer arredrarse; arruinar; degenerar; degenerarse; echarse para atrás; gastarse; malograr; pasar; podrirse; retirarse; retroceder
afnemen abreviar; ahorrar; bajar; decaer; decrecer; desaparecer; descender; disminuir; llevarse; menguar; rebajar; recortar; reducir; regresar; remover; robar; vencer alejarse; aminorar; atenuar; coger; decrecer; desempolvar; despolvar; despolvorear; disminuir; distanciar; expulsar; extirpar; hurtqr; ir a buscar; menguar; mermar; quitar; quitar el polvo de; recoger; reducir; reducirse; restringir; retirar; robar; separar; traer
beroeren despachar; ir a pie; manejar; maniobrar; moverse; poner en movimiento; remover; revolver adoptar; agitar; alcanzar; azotar; batir; comer un peón; conmover; dar golpes; emocionar; encontrar; golpear; mover; pegar; remover un líquido; revolver; tener suerte; tomar
beroven van llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar
bewegen despachar; ir a pie; manejar; maniobrar; moverse; poner en movimiento; remover; revolver conmover; mover
declineren abreviar; ahorrar; bajar; decaer; decrecer; desaparecer; descender; disminuir; llevarse; menguar; rebajar; recortar; reducir; regresar; remover; robar; vencer cascar; conjugar; declinar; disminuir; flectar la cabeza; hacer recortes; negarse; plantarse; rechazar; reducirse
depriveren llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar
door elkaar schudden mezclar; remover
husselen mezclar; remover
hutselen mezclar; remover
in beweging brengen despachar; ir a pie; manejar; maniobrar; moverse; poner en movimiento; remover; revolver
minder worden abreviar; ahorrar; bajar; decaer; decrecer; desaparecer; descender; disminuir; llevarse; menguar; rebajar; recortar; reducir; regresar; remover; robar; vencer aminorar; atenuar; decrecer; disminuir; menguar; mermar; reducir; reducirse; restringir
omwoelen ajetrearse; darse prisa; encaramarse a; remover; reventar; trepar a
ontnemen llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar coger; hurtqr; robar
rondroeren remover
te kort doen llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar
verhuizen amanecer; arrebatar; desaparecer; despachar; echar; levantar; mudar de casa; remover mudarse
verkassen amanecer; arrebatar; desaparecer; despachar; echar; levantar; mudar de casa; remover

Synoniemen voor "remover":


Wiktionary: remover

remover
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen
  2. weghalen

Cross Translation:
FromToVia
remover uitwissen obliterate — to remove completely, leaving no trace; to wipe out; to destroy
remover verwijderen; weghalen remove — to take away
remover strippen strip — to remove or take away
remover bergen; bewaren; opbergen; wegleggen; wegzetten; blootstellen; etaleren; uitbrengen; uitstallen; afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen; uittrekken enlever — Déplacer vers le haut.
remover omzetten; overbrengen; overplaatsen; verleggen; verplaatsen; bewegen; verroeren; aangrijpen; ontroeren remuermouvoir, déplacer.

Verwante vertalingen van remover