Spaans

Uitgebreide vertaling voor reino (Spaans) in het Nederlands

reino:

reino [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el reino
    het koninkrijk
  2. el reino
    het rijk
    • rijk [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor reino:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koninkrijk reino
rijk reino Estado; administración; autoridades; estado; nación
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rijk acaudalado; adinerado; rico; riquísimo

Verwante woorden van "reino":

  • reinos

Wiktionary: reino

reino
noun
  1. een staatsvorm met een koning aan het hoofd

Cross Translation:
FromToVia
reino koninkrijk kingdom — nation having as supreme ruler a king and/or queen
reino rijk; koninkrijk realm — territory or state
reino koninkrijk KönigreichReich eines Königs
reino rijk Reich — Land oder Länder, das beziehungsweise die von einem Monarchen regiert werden:
reino koninkrijk royaume — Pays dirigé par un roi ou une reine
reino koningschap; rijk; staat; bestuur; bewind; heerschappij; regering règneexercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.

reinar:

reinar werkwoord

  1. reinar (ejercer el poder; imperar; dominar; prevalecer; predominar)
    overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • regeren werkwoord (regeer, regeert, regeerde, regeerden, geregeerd)
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
    • gezaghebben werkwoord
    • macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
  2. reinar (prevalecer; imperar; dominar; mandar)
    heersen; de overhand hebben
    • heersen werkwoord (heers, heerst, heerste, heersten, geheerst)
    • de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
  3. reinar (dominar; subyugar; mandar; imperar)
    overheersen; beheersen; machtiger zijn; onderwerpen; heersen over
    • overheersen werkwoord (overheers, overheerst, overheerste, overheersten, overheerst)
    • beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • machtiger zijn werkwoord
    • onderwerpen werkwoord (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)
    • heersen over werkwoord
  4. reinar (mandar; dominar)
    heersen; heerschappij voeren

Conjugations for reinar:

presente
  1. reino
  2. reinas
  3. reina
  4. reinamos
  5. reináis
  6. reinan
imperfecto
  1. reinaba
  2. reinabas
  3. reinaba
  4. reinábamos
  5. reinabais
  6. reinaban
indefinido
  1. reiné
  2. reinaste
  3. reinó
  4. reinamos
  5. reinasteis
  6. reinaron
fut. de ind.
  1. reinaré
  2. reinarás
  3. reinará
  4. reinaremos
  5. reinaréis
  6. reinarán
condic.
  1. reinaría
  2. reinarías
  3. reinaría
  4. reinaríamos
  5. reinaríais
  6. reinarían
pres. de subj.
  1. que reine
  2. que reines
  3. que reine
  4. que reinemos
  5. que reinéis
  6. que reinen
imp. de subj.
  1. que reinara
  2. que reinaras
  3. que reinara
  4. que reináramos
  5. que reinarais
  6. que reinaran
miscelánea
  1. ¡reina!
  2. ¡reinad!
  3. ¡no reines!
  4. ¡no reinéis!
  5. reinado
  6. reinando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor reinar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderwerpen asuntos; temas
regeren mando
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beheersen dominar; imperar; mandar; reinar; subyugar controlar; dominar; quedarse tranquilo; refrenar; reprimir
de overhand hebben dominar; imperar; mandar; prevalecer; reinar dominar; predominar
gezaghebben dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar
heerschappij voeren dominar; mandar; reinar
heersen dominar; ejercer el poder; imperar; mandar; predominar; prevalecer; reinar extendir de una enfermedad
heersen over dominar; imperar; mandar; reinar; subyugar
macht uitoefenen dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar
machtiger zijn dominar; imperar; mandar; reinar; subyugar
onderwerpen dominar; imperar; mandar; reinar; subyugar someter; subyugar; supeditar; vencer
overheersen dominar; ejercer el poder; imperar; mandar; predominar; prevalecer; reinar; subyugar dominar; predominar
regeren dominar; ejercer el poder; imperar; predominar; prevalecer; reinar

Wiktionary: reinar


Cross Translation:
FromToVia
reinar regeeren regierenPolitik: die Herrschaft ausüben, die Macht haben
reinar tronen; zetelen thronen — (intransitiv) auf einem Thron sitzen, als Monarch regieren
reinar regeren reign — exercise sovereign power
reinar koning zijn; regeren; besturen; de scepter zwaaien; heersen régnerexercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.

Verwante vertalingen van reino