Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. reflectar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor reflectar (Spaans) in het Nederlands

reflectar:

reflectar werkwoord

  1. reflectar (reflejar; reflejarse)
    weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen
    • weerspiegelen werkwoord (weerspiegel, weerspiegelt, weerspiegelde, weerspiegelden, weerspiegeld)
    • reflecteren werkwoord (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)
    • terugkaatsen werkwoord (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)
  2. reflectar (contemplar; considerar; pensar; )
    beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)

Conjugations for reflectar:

presente
  1. reflecto
  2. reflectas
  3. reflecta
  4. reflectamos
  5. reflectáis
  6. reflectan
imperfecto
  1. reflectaba
  2. reflectabas
  3. reflectaba
  4. reflectábamos
  5. reflectabais
  6. reflectaban
indefinido
  1. reflecté
  2. reflectaste
  3. reflectó
  4. reflectamos
  5. reflectasteis
  6. reflectaron
fut. de ind.
  1. reflectaré
  2. reflectarás
  3. reflectará
  4. reflectaremos
  5. reflectaréis
  6. reflectarán
condic.
  1. reflectaría
  2. reflectarías
  3. reflectaría
  4. reflectaríamos
  5. reflectaríais
  6. reflectarían
pres. de subj.
  1. que reflecte
  2. que reflectes
  3. que reflecte
  4. que reflectemos
  5. que reflectéis
  6. que reflecten
imp. de subj.
  1. que reflectara
  2. que reflectaras
  3. que reflectara
  4. que reflectáramos
  5. que reflectarais
  6. que reflectaran
miscelánea
  1. ¡reflecta!
  2. ¡reflectad!
  3. ¡no reflectes!
  4. ¡no reflectéis!
  5. reflectado
  6. reflectando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor reflectar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen consideración
overwegen consideración
terugkaatsen rebotar
weerspiegelen reflejar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; appreciar; calcular; comprobar; conjeturar; considerar; estimar; hacer conjeturas; medir; pesar; sopesar; tasar; valorar
beschouwen conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre agradar; considerar; contemplar; fantasear; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
overdenken conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; agradar; appreciar; conjeturar; considerar; contemplar; estimar; fantasear; hacer conjeturas; idear; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
overwegen conmemorar; considerar; contemplar; estudiar; examinar; pensar; reflectar; reflejar; reflexionar; reflexionar sobre adivinar; appreciar; conferenciar; conjeturar; considerar; deliberar; estimar; estudiar; hacer conjeturas; meditar; pensar; reflexionar; reflexionar sobre
reflecteren reflectar; reflejar; reflejarse reflejar; repercutir
terugkaatsen reflectar; reflejar; reflejarse reflejar; repercutir
weerspiegelen reflectar; reflejar; reflejarse

Synoniemen voor "reflectar":


Wiktionary: reflectar

reflectar
verb
  1. een beeld weerkaatsen