Spaans

Uitgebreide vertaling voor refinar (Spaans) in het Nederlands

refinar:

refinar werkwoord

  1. refinar (perfeccionar)
    bijleren
  2. refinar (afinar; mejorar; perfeccionar)
    verfijnen; veredelen
    • verfijnen werkwoord (verfijn, verfijnt, verfijnde, verfijnden, verfijnd)
    • veredelen werkwoord (veredel, veredelt, veredelde, veredelden, veredeld)
  3. refinar
    raffineren
    • raffineren werkwoord (raffineer, raffineert, raffineerde, raffineerden, geraffineerd)
  4. refinar (perfeccionar; igualar; abrillantar)
    perfectioneren; bijschaven
    • perfectioneren werkwoord (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
    • bijschaven werkwoord (schaaf bij, schaaft bij, schaafde bij, schaafden bij, bijgeschaven)
  5. refinar (alisar; planchar; pulir; )
    egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken
    • egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • gladmaken werkwoord (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)
  6. refinar (romper; estropear; derrumbar; pulir; aplanar)
    kapot maken; slechten
    • kapot maken werkwoord (maak kapot, maakt kapot, maakte kapot, maakten kapot, kapot gemaakt)
    • slechten werkwoord (slecht, slechtte, slechtten, geslecht)

Conjugations for refinar:

presente
  1. refino
  2. refinas
  3. refina
  4. refinamos
  5. refináis
  6. refinan
imperfecto
  1. refinaba
  2. refinabas
  3. refinaba
  4. refinábamos
  5. refinabais
  6. refinaban
indefinido
  1. refiné
  2. refinaste
  3. refinó
  4. refinamos
  5. refinasteis
  6. refinaron
fut. de ind.
  1. refinaré
  2. refinarás
  3. refinará
  4. refinaremos
  5. refinaréis
  6. refinarán
condic.
  1. refinaría
  2. refinarías
  3. refinaría
  4. refinaríamos
  5. refinaríais
  6. refinarían
pres. de subj.
  1. que refine
  2. que refines
  3. que refine
  4. que refinemos
  5. que refinéis
  6. que refinen
imp. de subj.
  1. que refinara
  2. que refinaras
  3. que refinara
  4. que refináramos
  5. que refinarais
  6. que refinaran
miscelánea
  1. ¡refina!
  2. ¡refinad!
  3. ¡no refines!
  4. ¡no refinéis!
  5. refinado
  6. refinando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor refinar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijkmaken asimilación; igualación; nivelación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijleren perfeccionar; refinar
bijschaven abrillantar; igualar; perfeccionar; refinar
effenen alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar allanar; aplanar; aplastar; saldar
egaliseren alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar saldar
gelijkmaken alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar igualar; nivelar
gladmaken alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar abrillantar; adornar; alisar; bruñir; dar brillo; dar lustre; encerar; equipar; escariar; fregar; frotar; limpiar; lustrar; pulir; restregar; sacar brillo a
kapot maken aplanar; derrumbar; estropear; pulir; refinar; romper
perfectioneren abrillantar; igualar; perfeccionar; refinar complementar; completar; terminar
raffineren refinar
slechten aplanar; derrumbar; estropear; pulir; refinar; romper
veredelen afinar; mejorar; perfeccionar; refinar
verfijnen afinar; mejorar; perfeccionar; refinar

Synoniemen voor "refinar":


Wiktionary: refinar

refinar
verb
  1. (overgankelijk) zuiveren, fijner maken, verfijnen
  2. edeler maken, verfijnen
  3. fijner of gevoeliger maken