Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal reembolso

Vertaal reembolso van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. reembolso:
  2. reembolsar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor reembolso (Spaans) in het Nederlands

reembolso:

reembolso [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el reembolso
    het rembours
    • rembours [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el reembolso
    de aflossing
  3. el reembolso (reintegros; reembolsos; restituciones)
    de terugbetalingen; de restituties
  4. el reembolso (rectificación mediante contrapartidas; devolución)
    de restorno
    • restorno [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor reembolso:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aflossing reembolso suma de rescate; valor de rescate
rembours reembolso
restituties reembolso; reembolsos; reintegros; restituciones
restorno devolución; rectificación mediante contrapartidas; reembolso
terugbetalingen reembolso; reembolsos; reintegros; restituciones
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rembours contra reembolso

Wiktionary: reembolso

Cross Translation:
FromToVia
• reembolso → teruggave ↔ refund — amount of money returned

reembolso vorm van reembolsar:

reembolsar werkwoord

  1. reembolsar (restituir; devolver)
    restitueren
    • restitueren werkwoord (restitueer, restitueert, restitueerde, restitueerden, gerestitueerd)
  2. reembolsar (abonar honorarios; gratificar; recompensar; )
    honoreren; belonen; betalen; bezoldigen; salariëren
    • honoreren werkwoord (honoreer, honoreert, honoreerde, honoreerden, gehonoreerd)
    • belonen werkwoord (beloon, beloont, beloonde, beloonden, beloond)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • bezoldigen werkwoord (bezoldig, bezoldigt, bezoldigde, bezoldigden, bezoldigd)
    • salariëren werkwoord (salariëer, salariëert, salariëerde, salariëerden, gesalariëerd)
  3. reembolsar (reenviar; devolver; volver a enviar; )
    terugsturen
    • terugsturen werkwoord (stuur terug, stuurt terug, stuurde terug, stuurden terug, teruggestuurd)
  4. reembolsar (restituir; traer; remitir; )
    terugbezorgen
    • terugbezorgen werkwoord (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)

Conjugations for reembolsar:

presente
  1. reembolso
  2. reembolsas
  3. reembolsa
  4. reembolsamos
  5. reembolsáis
  6. reembolsan
imperfecto
  1. reembolsaba
  2. reembolsabas
  3. reembolsaba
  4. reembolsábamos
  5. reembolsabais
  6. reembolsaban
indefinido
  1. reembolsé
  2. reembolsaste
  3. reembolsó
  4. reembolsamos
  5. reembolsasteis
  6. reembolsaron
fut. de ind.
  1. reembolsaré
  2. reembolsarás
  3. reembolsará
  4. reembolsaremos
  5. reembolsaréis
  6. reembolsarán
condic.
  1. reembolsaría
  2. reembolsarías
  3. reembolsaría
  4. reembolsaríamos
  5. reembolsaríais
  6. reembolsarían
pres. de subj.
  1. que reembolse
  2. que reembolses
  3. que reembolse
  4. que reembolsemos
  5. que reembolséis
  6. que reembolsen
imp. de subj.
  1. que reembolsara
  2. que reembolsaras
  3. que reembolsara
  4. que reembolsáramos
  5. que reembolsarais
  6. que reembolsaran
miscelánea
  1. ¡reembolsa!
  2. ¡reembolsad!
  3. ¡no reembolses!
  4. ¡no reembolséis!
  5. reembolsado
  6. reembolsando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor reembolsar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betalen desembolso; liquidar; pago
restitueren arreglo; restitución
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belonen abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
betalen abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona admitir; arreglar; atender; gratificar; pagar; premiar; recompensar; remunerar; retribuir; saldar
bezoldigen abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
honoreren abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
restitueren devolver; reembolsar; restituir
salariëren abonar honorarios; admitir; atender; compensar; devolver; gratificar; pagar; poner algo de su parte; premiar; recompensar; reembolsar; remunerar; retribuir; satisfacer los deseos de una persona
terugbezorgen devolver; llevar; reembolsar; reenviar; remitir; restablecer; restituir; traer
terugsturen devolver; no dejar pasar; reembolsar; reenviar; remitir; restituir; volver a enviar

Wiktionary: reembolsar

Cross Translation:
FromToVia
• reembolsar → vervangen ↔ ersetzen — an die Stelle von etwas anderem treten
• reembolsar → rembourseren; vergoeden ↔ reimburse — to compensate with pay or money; especially, to repay money spent on one's behalf

Verwante vertalingen van reembolso







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0416 seconde
Page rendered in 1.0 seconds