Spaans

Uitgebreide vertaling voor rebotar (Spaans) in het Nederlands

rebotar:

rebotar werkwoord

  1. rebotar (rechazar; despedir; rehusar; )
    afwijzen; weigeren
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • weigeren werkwoord (weiger, weigert, weigerde, weigerden, geweigerd)
  2. rebotar
    kaatsen; butsen
    • kaatsen werkwoord (kaats, kaatst, kaatste, kaatsten, gekaatst)
    • butsen werkwoord
  3. rebotar
    afvliegen; afspatten; afspringen
    • afvliegen werkwoord (vlieg af, vliegt af, vloog af, vlogen af, afgevlogen)
    • afspatten werkwoord
    • afspringen werkwoord (spring af, springt af, sprong af, sprongen af, afgesprongen)
  4. rebotar
    afstuiten
    • afstuiten werkwoord (stuit af, stuitte af, stuitten af, afgestuit)
  5. rebotar
    terugstuiten
    • terugstuiten werkwoord (stuit terug, stuitte terug, stuitten terug, teruggestuit)
  6. rebotar (deshacerse de; echar a patadas)
    afstoten; eraf duwen
    • afstoten werkwoord (stoot af, stootte af, stootten af, afgestoten)
    • eraf duwen werkwoord (duw eraf, duwt eraf, duwde eraf, duwden eraf, eraf geduwd)
  7. rebotar (fallar)
    ketsen
    • ketsen werkwoord (kets, ketst, ketste, ketsten, geketst)
  8. rebotar (saltar hacia atrás)
    terugspringen
    • terugspringen werkwoord (spring terug, springt terug, sprong terug, sprongen terug, teruggesprongen)
  9. rebotar (negar; suspender; descartar; )
    ricocheren; afketsen
    • ricocheren werkwoord
    • afketsen werkwoord (kets af, ketst af, ketste af, ketsten af, afgeketst)

Conjugations for rebotar:

presente
  1. reboto
  2. rebotas
  3. rebota
  4. rebotamos
  5. rebotáis
  6. rebotan
imperfecto
  1. rebotaba
  2. rebotabas
  3. rebotaba
  4. rebotábamos
  5. rebotabais
  6. rebotaban
indefinido
  1. reboté
  2. rebotaste
  3. rebotó
  4. rebotamos
  5. rebotasteis
  6. rebotaron
fut. de ind.
  1. rebotaré
  2. rebotarás
  3. rebotará
  4. rebotaremos
  5. rebotaréis
  6. rebotarán
condic.
  1. rebotaría
  2. rebotarías
  3. rebotaría
  4. rebotaríamos
  5. rebotaríais
  6. rebotarían
pres. de subj.
  1. que rebote
  2. que rebotes
  3. que rebote
  4. que rebotemos
  5. que rebotéis
  6. que reboten
imp. de subj.
  1. que rebotara
  2. que rebotaras
  3. que rebotara
  4. que rebotáramos
  5. que rebotarais
  6. que rebotaran
miscelánea
  1. ¡rebota!
  2. ¡rebotad!
  3. ¡no rebotes!
  4. ¡no rebotéis!
  5. rebotado
  6. rebotando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

rebotar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el rebotar
    ricocheren; afketsen; terugkaatsen; afstuiten

Vertaal Matrix voor rebotar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afketsen rebotar
afspringen brinco; salto
afstoten repelar; repulsión
afstuiten rebotar
afvliegen volarse
afwijzen rechazar; rehusar
ricocheren rebotar
terugkaatsen rebotar
weigeren rechazar; rehusar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afketsen denegar; descartar; hacer volver; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rebotar; suspender descartar; desestimar; encaminarse; formar; hacer volver; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rechazar por votación; suspender
afspatten rebotar
afspringen rebotar
afstoten deshacerse de; echar a patadas; rebotar
afstuiten rebotar
afvliegen rebotar desencajarse; echarse a volar; volarse
afwijzen anular; denegar; deponer; descartar; despedir; enviar; negar; no aceptar; no dejar entrar; no funcionar; rebotar; rechazar; rehusar; suspender abstenerse; declinar; denegar; descartar; desconocer; desestimar; encaminarse; formar; hacer volver; negar; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rebatir; rechazar; rechazar por votación; rehusar; renunciar a; repeler; sacudir; subastar; suspender
butsen rebotar abollar; oprimir
eraf duwen deshacerse de; echar a patadas; rebotar empujar para abajo
kaatsen rebotar
ketsen fallar; rebotar
ricocheren denegar; descartar; hacer volver; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rebotar; suspender
terugkaatsen reflectar; reflejar; reflejarse; repercutir
terugspringen rebotar; saltar hacia atrás
terugstuiten rebotar
weigeren anular; denegar; deponer; descartar; despedir; enviar; negar; no aceptar; no dejar entrar; no funcionar; rebotar; rechazar; rehusar; suspender negarse; plantarse; rechazar

Synoniemen voor "rebotar":


Wiktionary: rebotar

rebotar
verb
  1. een voorstel verwerpen
  2. een min of meer elastische botsing ondergaan

Cross Translation:
FromToVia
rebotar stuiteren; ketsen bounce — to change direction of motion after hitting an obstacle
rebotar ketsen skim — throw an object so it bounces on water
rebotar afketsen skim — ricochet
rebotar opflikkeren; opleven; aanslaan; opspringen; stuiten; afstuiten; terugspringen rebondir — Faire un ou plusieurs bonds.

Computer vertaling door derden: