Spaans

Uitgebreide vertaling voor rastreo (Spaans) in het Nederlands

rastreo:

rastreo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el rastreo
    afdreggen
  2. el rastreo (actualización)
    de update
    • update [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rastreo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdreggen rastreo
update actualización; rastreo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdreggen rastrear en el rìo o el mar

Verwante woorden van "rastreo":

  • rastreos

Synoniemen voor "rastreo":


rastrear:

rastrear werkwoord

  1. rastrear (ir a ver; buscar)
    opzoeken; naslaan
    • opzoeken werkwoord (zoek op, zoekt op, zocht op, zochten op, opgezocht)
    • naslaan werkwoord (sla na, slaat na, sloeg na, sloegen na, nageslagen)
  2. rastrear (husmear en; curiosear)
    speuren; neuzen
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • neuzen werkwoord (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)
  3. rastrear (husmear en; curiosear; descubrir; )
    rechercheren; snuffelen; speuren; naspeuring doen
    • rechercheren werkwoord (rechercheer, rechercheert, rechercheerde, rechercheerden, gerechercheerd)
    • snuffelen werkwoord (snuffel, snuffelt, snuffelde, snuffelden, gesnuffeld)
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • naspeuring doen werkwoord
  4. rastrear (investigar; comprobar; descubrir; )
  5. rastrear
    dreggen
    • dreggen werkwoord (dreg, dregt, dregde, dregden, gedregd)
  6. rastrear
    crawlen
  7. rastrear (gradar; trillar)
    eggen; met een eg bewerken
  8. rastrear (investigar; averiguar; comprobar; controlar)
    onderzoeken; naspeuren; nasporen
    • onderzoeken werkwoord (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • naspeuren werkwoord (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • nasporen werkwoord (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)

Conjugations for rastrear:

presente
  1. rastreo
  2. rastreas
  3. rastrea
  4. rastreamos
  5. rastreáis
  6. rastrean
imperfecto
  1. rastreaba
  2. rastreabas
  3. rastreaba
  4. rastreábamos
  5. rastreabais
  6. rastreaban
indefinido
  1. rastreé
  2. rastreaste
  3. rastreó
  4. rastreamos
  5. rastreasteis
  6. rastrearon
fut. de ind.
  1. rastrearé
  2. rastrearás
  3. rastreará
  4. rastrearemos
  5. rastrearéis
  6. rastrearán
condic.
  1. rastrearía
  2. rastrearías
  3. rastrearía
  4. rastrearíamos
  5. rastrearíais
  6. rastrearían
pres. de subj.
  1. que rastree
  2. que rastrees
  3. que rastree
  4. que rastreemos
  5. que rastreéis
  6. que rastreen
imp. de subj.
  1. que rastreara
  2. que rastrearas
  3. que rastreara
  4. que rastreáramos
  5. que rastrearais
  6. que rastrearan
miscelánea
  1. ¡rastrea!
  2. ¡rastread!
  3. ¡no rastrees!
  4. ¡no rastreéis!
  5. rastreado
  6. rastreando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor rastrear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dreggen rastrear
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crawlen rastrear
doorvorsen analizar; averiguar; columbrar; comprobar; controlar; descubrir; divisar; escudriñar; examinar; explorar; explorar a fondo; indagar; investigar; rastrear; reconocer; seguir el rastro de; verificar; vislumbrar
dreggen rastrear
eggen gradar; rastrear; trillar
met een eg bewerken gradar; rastrear; trillar
naslaan buscar; ir a ver; rastrear
naspeuren averiguar; comprobar; controlar; investigar; rastrear investigar
naspeuring doen absorber por la nariz; curiosear; descubrir; divisar; esnifar; husmear en; rastrear; seguir el rastro de
nasporen averiguar; comprobar; controlar; investigar; rastrear investigar
neuzen curiosear; husmear en; rastrear
onderzoeken averiguar; comprobar; controlar; investigar; rastrear aquilatar; buscar; catar; comprobar; controlar; corregir; ensayar; examinar; explorar; explorar a fondo; inspeccionar; investigar; mirar; pasar revista a; probar; reconocer; repasar; someter a prueba; verificar
opzoeken buscar; ir a ver; rastrear ir a ver; pasar a ver; pasar por; visitar
rechercheren absorber por la nariz; curiosear; descubrir; divisar; esnifar; husmear en; rastrear; seguir el rastro de
snuffelen absorber por la nariz; curiosear; descubrir; divisar; esnifar; husmear en; rastrear; seguir el rastro de agarrar; curiosear; hurgar; hurgar en; pillar; revolver
speuren absorber por la nariz; curiosear; descubrir; divisar; esnifar; husmear en; rastrear; seguir el rastro de examinar; explorar; explorar a fondo; investigar

Synoniemen voor "rastrear":