Rango in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

rango:
- hiërarchie; rangorde; volgorde; rang; gelid; niveau; peil; graad; militaire rang; bereik
Wiktionary:
- rango → graad, stand
- rango → afstand, spreiding

Spaans

Uitgebreide vertaling voor rango (Spaans) in het Nederlands

el rango (clasificación; jerarquía; disposición)
de hiërarchie; de rangorde; de volgorde; de rang
- hiërarchie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rangorde [de ~] zelfstandig naamwoord
- volgorde [de ~] zelfstandig naamwoord
- rang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el rango (fila; título; categoría)
de rang; de rangorde; het gelid
- rang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- rangorde [de ~] zelfstandig naamwoord
- gelid [het ~] zelfstandig naamwoord
el rango (nivel; grado; categoría; gradación)
het niveau; het peil; de graad
- niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
- peil [het ~] zelfstandig naamwoord
- graad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el rango (grado; título; potencia; graduación)
de graad; militaire rang
- graad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- militaire rang [znw.] zelfstandig naamwoord
el rango
het bereik
- bereik [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bereik	rango	alcance; cobertura de datos; envergadura; intervalo; ámbito; ámbito de búsqueda
gelid	categoría; fila; rango; título	barra; cola; fila; línea; orden; raya; serie; tira
graad	categoría; gradación; grado; graduación; nivel; potencia; rango; título	gradación; grado; medida; nivel; título de doctor; título universitario
hiërarchie	clasificación; disposición; jerarquía; rango	jerarquía
militaire rang	grado; graduación; potencia; rango; título
niveau	categoría; gradación; grado; nivel; rango	altura; estándar; gradación; llano; nivel; nivel de dimensión; norma; piso; prestigio; propósito; reputación; respeto
peil	categoría; gradación; grado; nivel; rango	altura; estándar; gradación; llano; nivel; norma; piso; propósito
rang	categoría; clasificación; disposición; fila; jerarquía; rango; título	capa; categoría; clase; clase social; condición social
rangorde	categoría; clasificación; disposición; fila; jerarquía; rango; título
volgorde	clasificación; disposición; jerarquía; rango

rango

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• rango	→ afstand	↔ range — distance to the object
• rango	→ spreiding	↔ range — statistics: difference between largest and smallest observation