Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
quebrar:
- breken; stukbreken; aan stukken breken; in stukken breken; kapotbreken; sneuvelen; kapot gaan; stuk gaan; knakken; beëindigen; afbreken; ontbinden; opheffen; verbreken; stukmaken; verbrijzelen; forceren; begeven; flippen; ingooien; met opzet kapotmaken; barsten; openspringen; losspringen; kapotgaan; stukgaan; onklaar raken
-
Wiktionary:
- quebrar → breken
- quebrar → breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken, intrappen, verbrijzelen, vermorzelen, verpletteren, kapot maken
Spaans
Uitgebreide vertaling voor quebrar (Spaans) in het Nederlands
quebrar:
-
quebrar (romper en pedazos; romper; fracturar; hacer pedazos)
breken; stukbreken; aan stukken breken-
aan stukken breken werkwoord (breek aan stukken, breekt aan stukken, brak aan stukken, braken aan stukken, aan stukken gebroken)
-
quebrar (hacer trizas; romper; hacer pedazos)
-
quebrar (caer; morir; romper; fracturar; extinguirse; doblar; refractar)
-
quebrar (quebrantar; craquear; cascar; desfigurar; refractar; abusar de; hacer pedazos; petardear)
-
quebrar (separar; romper; interrumpir; disociar)
-
quebrar (fliparse; fracasar; derrumbar; quebrantar; desmoronarse; vencer; derribar; derrumbarse; declinar; amortiguar; refractar; llevarse un chasco; llevarse un corte)
-
quebrar (romper; echar en; estropear; destruir; hacer pedazos; romper a pedradas)
-
quebrar (romper; estallar; fracturar)
-
quebrar (abrirse de golpe; estallar; rajarse; resquebrajarse; romper; saltar; quebrantar; fracturar; refractar; abrirse bruscamente)
-
quebrar (romper; quebrantar; fracturar; refractar)
Conjugations for quebrar:
presente
- quebro
- quebras
- quebra
- quebramos
- quebráis
- quebran
imperfecto
- quebraba
- quebrabas
- quebraba
- quebrábamos
- quebrabais
- quebraban
indefinido
- quebré
- quebraste
- quebró
- quebramos
- quebrasteis
- quebraron
fut. de ind.
- quebraré
- quebrarás
- quebrará
- quebraremos
- quebraréis
- quebrarán
condic.
- quebraría
- quebrarías
- quebraría
- quebraríamos
- quebraríais
- quebrarían
pres. de subj.
- que quebre
- que quebres
- que quebre
- que quebremos
- que quebréis
- que quebren
imp. de subj.
- que quebrara
- que quebraras
- que quebrara
- que quebráramos
- que quebrarais
- que quebraran
miscelánea
- ¡quebra!
- ¡quebrad!
- ¡no quebres!
- ¡no quebréis!
- quebrado
- quebrando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor quebrar:
Synoniemen voor "quebrar":
Wiktionary: quebrar
quebrar
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• quebrar | → breken | ↔ break — transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces |
• quebrar | → breken; afbreken; doorbreken; schenden; stukbreken; verbreken; intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
• quebrar | → kapot maken | ↔ casser — Briser, rompre |