Spaans

Uitgebreide vertaling voor proseguir (Spaans) in het Nederlands

proseguir:

proseguir werkwoord

  1. proseguir (condenar; perseguir; enjuiciar; )
    berechten; vervolgen
    • berechten werkwoord (berecht, berechtte, berechtten, berecht)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
  2. proseguir (hacer fuera de eso; seguir haciendo)
    verder doen; daarnaast doen
  3. proseguir (continuar; seguir; alargar; prolongar)
    continueren; doorgaan; voortzetten; verdergaan; vervolgen; prolongeren
    • continueren werkwoord (continueer, continueert, continueerde, continueerden, gecontinueerd)
    • doorgaan werkwoord (ga door, gaat door, ging door, gingen door, doorgegaan)
    • voortzetten werkwoord (zet voort, zette voort, zetten voort, voortgezet)
    • verdergaan werkwoord (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
    • prolongeren werkwoord (prolongeer, prolongeert, prolongeerde, prolongeerden, geprolongeerd)
  4. proseguir (seguir trabajando; continuar; seguir; seguir haciendo)
    doorwerken
    • doorwerken werkwoord (werk door, werkt door, werkte door, werkten door, doorgewerkt)
  5. proseguir (reemprender)
    hervatten; hernemen; de draad weer oppakken
  6. proseguir (continuar; seguir; procesar; )
    verdergaan; een stapje verder gaan

Conjugations for proseguir:

presente
  1. prosigo
  2. prosigues
  3. prosigue
  4. proseguimos
  5. proseguís
  6. prosiguen
imperfecto
  1. proseguía
  2. proseguías
  3. proseguía
  4. proseguíamos
  5. proseguíais
  6. proseguían
indefinido
  1. proseguí
  2. proseguiste
  3. prosiguió
  4. proseguimos
  5. proseguisteis
  6. prosiguieron
fut. de ind.
  1. proseguiré
  2. proseguirás
  3. proseguirá
  4. proseguiremos
  5. proseguiréis
  6. proseguirán
condic.
  1. proseguiría
  2. proseguirías
  3. proseguiría
  4. proseguiríamos
  5. proseguiríais
  6. proseguirían
pres. de subj.
  1. que prosiga
  2. que prosigas
  3. que prosiga
  4. que prosigamos
  5. que prosigáis
  6. que prosigan
imp. de subj.
  1. que prosiguiera
  2. que prosiguieras
  3. que prosiguiera
  4. que prosiguiéramos
  5. que prosiguierais
  6. que prosiguieran
miscelánea
  1. ¡prosigue!
  2. ¡proseguid!
  3. ¡no prosigas!
  4. ¡no prosegáis!
  5. proseguido
  6. prosiguiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor proseguir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berechten enjuiciamento; procesamiento
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berechten condenar; enjuiciar; pasar por; perseguir; perseguir judicialmente; procesar; proseguir; sentenciar; someter a juicio
continueren alargar; continuar; prolongar; proseguir; seguir continuar; seguir
daarnaast doen hacer fuera de eso; proseguir; seguir haciendo
de draad weer oppakken proseguir; reemprender
doorgaan alargar; continuar; prolongar; proseguir; seguir continuar; perseverar; persistir; seguir
doorwerken continuar; proseguir; seguir; seguir haciendo; seguir trabajando
een stapje verder gaan continuar; continuar con una; dejar prolongar; pasar por; procesar; proseguir; seguir
hernemen proseguir; reemprender
hervatten proseguir; reemprender reanudar; reemprender
prolongeren alargar; continuar; prolongar; proseguir; seguir alargar; hacer más largo; prolongar; prorrogar
verder doen hacer fuera de eso; proseguir; seguir haciendo
verdergaan alargar; continuar; continuar con una; dejar prolongar; pasar por; procesar; prolongar; proseguir; seguir acelerar el paso; continuar; seguir
vervolgen alargar; condenar; continuar; enjuiciar; pasar por; perseguir; perseguir judicialmente; procesar; prolongar; proseguir; seguir; sentenciar; someter a juicio afanarse tras; aspirar a; cazar; continuar; perseguir; perseguir judicialmente; procesar; seguir
voortzetten alargar; continuar; prolongar; proseguir; seguir continuar; seguir

Synoniemen voor "proseguir":


Wiktionary: proseguir

proseguir
verb
  1. voortzetten
  2. voortzetten, doorgaan met
  3. een handeling voortzetten of de draad opnieuw opnemen

Cross Translation:
FromToVia
proseguir doorgaan; aan de gang gaan met get on with — proceed with
proseguir verdergaan fortsetzen — etw. Begonnenes weiterführen, weiterverfolgen