Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. promulgar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor promulgar (Spaans) in het Nederlands

promulgar:

promulgar werkwoord

  1. promulgar (proclamar; difundir; divulgar; )
    bekendmaken; proclameren; afkondigen
    • bekendmaken werkwoord (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • proclameren werkwoord (proclameer, proclameert, proclameerde, proclameerden, geproclameerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  2. promulgar (proclamar; ordenar; decretar)
    ordonneren; decreteren; verordenen; verordineren; afkondigen
    • ordonneren werkwoord
    • decreteren werkwoord (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • verordenen werkwoord (verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
    • verordineren werkwoord (verordineer, verordineert, verordineerde, verordineerden, verordineerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)

Conjugations for promulgar:

presente
  1. promulgo
  2. promulgas
  3. promulga
  4. promulgamos
  5. promulgáis
  6. promulgan
imperfecto
  1. promulgaba
  2. promulgabas
  3. promulgaba
  4. promulgábamos
  5. promulgabais
  6. promulgaban
indefinido
  1. promulgué
  2. promulgaste
  3. promulgó
  4. promulgamos
  5. promulgasteis
  6. promulgaron
fut. de ind.
  1. promulgaré
  2. promulgarás
  3. promulgará
  4. promulgaremos
  5. promulgaréis
  6. promulgarán
condic.
  1. promulgaría
  2. promulgarías
  3. promulgaría
  4. promulgaríamos
  5. promulgaríais
  6. promulgarían
pres. de subj.
  1. que promulgue
  2. que promulgues
  3. que promulgue
  4. que promulguemos
  5. que promulguéis
  6. que promulguen
imp. de subj.
  1. que promulgara
  2. que promulgaras
  3. que promulgara
  4. que promulgáramos
  5. que promulgarais
  6. que promulgaran
miscelánea
  1. ¡promulga!
  2. ¡promulgad!
  3. ¡no promulgues!
  4. ¡no promulguéis!
  5. promulgado
  6. promulgando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor promulgar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekendmaken declaración; información
verordenen declaración; determinación; imposición
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkondigen anunciar; avisar; comunicar; declarar; decretar; difundir; divulgar; emitir; informar de; ordenar; proclamar; promulgar; publicar; revelar anunciar; declarar; hacer público; levantar la prohibición de; notificar; publicar
bekendmaken anunciar; avisar; comunicar; declarar; difundir; divulgar; emitir; informar de; proclamar; promulgar; publicar; revelar anunciar; hacer público; levantar la prohibición de; notificar; publicar
decreteren decretar; ordenar; proclamar; promulgar anunciar; dar orden de; declarar; decretar; encargar; encomendar; mandar; notificar; obligar; ordenar
ordonneren decretar; ordenar; proclamar; promulgar
proclameren anunciar; avisar; comunicar; declarar; difundir; divulgar; emitir; informar de; proclamar; promulgar; publicar; revelar
verordenen decretar; ordenar; proclamar; promulgar dar orden de; decretar; encargar; encomendar; mandar; obligar; ordenar
verordineren decretar; ordenar; proclamar; promulgar

Synoniemen voor "promulgar":


Wiktionary: promulgar


Cross Translation:
FromToVia
promulgar uitvaardigen promulgate — to put into effect as a regulation