Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. plazo:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor plazo (Spaans) in het Nederlands

plazo:

plazo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el plazo
    de afbetaling
  2. el plazo
    de levertijd; de doorlooptijd
  3. el plazo (lapso de tiempo; época; espacio de tiempo; término; período)
    de tijdruimte
  4. el plazo (espacio de tiempo; término; duración; período; lapso de tiempo)
    de tijdsruimte
  5. el plazo (espacio de tiempo; término; período; lapso de tiempo)
    het poosje
    • poosje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plazo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetaling plazo
doorlooptijd plazo
levertijd plazo plazo de entrega
poosje espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término
tijdruimte espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término; época
tijdsruimte duración; espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término

Verwante woorden van "plazo":


Synoniemen voor "plazo":


Wiktionary: plazo

plazo
noun
  1. een vast tijdstip waarop iets gaat gebeuren of iets gebeurd moet zijn

Cross Translation:
FromToVia
plazo termijn Frist — Zeitraum für ein bestimmtes Ziel oder Vorhaben

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van plazo