Spaans
Uitgebreide vertaling voor plasmar (Spaans) in het Nederlands
plasmar:
-
plasmar (ganar; realizar; componer; reparar; confeccionar; remendar)
tot stand brengen; voor elkaar krijgen-
tot stand brengen werkwoord (breng tot stand, brengt tot stand, bracht tot stand, brachten tot staden, tot stand gebracht)
-
voor elkaar krijgen werkwoord
-
Conjugations for plasmar:
presente
- plasmo
- plasmas
- plasma
- plasmamos
- plasmáis
- plasman
imperfecto
- plasmaba
- plasmabas
- plasmaba
- plasmábamos
- plasmabais
- plasmaban
indefinido
- plasmé
- plasmaste
- plasmó
- plasmamos
- plasmasteis
- plasmaron
fut. de ind.
- plasmaré
- plasmarás
- plasmará
- plasmaremos
- plasmaréis
- plasmarán
condic.
- plasmaría
- plasmarías
- plasmaría
- plasmaríamos
- plasmaríais
- plasmarían
pres. de subj.
- que plasme
- que plasmes
- que plasme
- que plasmemos
- que plasméis
- que plasmen
imp. de subj.
- que plasmara
- que plasmaras
- que plasmara
- que plasmáramos
- que plasmarais
- que plasmaran
miscelánea
- ¡plasma!
- ¡plasmad!
- ¡no plasmes!
- ¡no plasméis!
- plasmado
- plasmando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor plasmar:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tot stand brengen | componer; confeccionar; ganar; plasmar; realizar; remendar; reparar | |
voor elkaar krijgen | componer; confeccionar; ganar; plasmar; realizar; remendar; reparar | apañárselas; arreglarse; arreglárselas; conseguir; efectuar; ejecutar; hacérselas; ingeniárselas; lograr; manejárselas; realizar |
Synoniemen voor "plasmar":
Computer vertaling door derden: