Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor pino (Spaans) in het Nederlands

pino:

pino [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el pino
    de pijnboom
    • pijnboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el pino
    de dennenboom; grove den; de sparrenboom; greneboom; mastspar; grove spar
  3. el pino (árbol de Navidad)
    de dennenboom; de den
    • dennenboom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • den [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el pino (madera de pino)
    pijnboomhout; de grenen; het grenenhout
  5. el pino (madera de pino)
    het grenenhout

Vertaal Matrix voor pino:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
den pino; árbol de Navidad
dennenboom pino; árbol de Navidad
greneboom pino
grenen madera de pino; pino
grenenhout madera de pino; pino
grove den pino
grove spar pino
mastspar pino
pijnboom pino
pijnboomhout madera de pino; pino
sparrenboom pino abeto

Verwante woorden van "pino":

  • pinos, pina, pinas

Synoniemen voor "pino":


Wiktionary: pino


Cross Translation:
FromToVia
pino pijn KieferBotanik: Nadelbaum der Gattung Pinus (zum Beispiel Pinus sylvestris, Kiefer oder Föhre)
pino pijnboom; den pine — tree of the genus Pinus

Verwante vertalingen van pino