Penitencia in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

penitencia:
- boete; bekeuring; bon; penalty; boetedoening; boetstraf; penitentie
Wiktionary:
- penitencia → straf
- penitencia → boetedoening, boet

Spaans

Uitgebreide vertaling voor penitencia (Spaans) in het Nederlands

la penitencia (multa; recibo; banco; bono; boleto; placa; cupón; estampa; retal)
de boete; de bekeuring; de bon
- boete [de ~] zelfstandig naamwoord
- bekeuring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la penitencia (pena pecuniaria; sanción; multa; multa en metálico)
de boete; de penalty
- boete [de ~] zelfstandig naamwoord
- penalty [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la penitencia (expiación; sufrimiento; prueba rigurosa; multa; indemnización; satisfacción; suplicio; ordalías; experiencia penosa; dura prueba)
de boetedoening; boetstraf
- boetedoening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- boetstraf [znw.] zelfstandig naamwoord
la penitencia (sufrimiento; suplicio; ordalías; experiencia penosa; dura prueba; prueba rigurosa)
de penitentie
- penitentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bekeuring	banco; boleto; bono; cupón; estampa; multa; penitencia; placa; recibo; retal
boete	banco; boleto; bono; cupón; estampa; multa; multa en metálico; pena pecuniaria; penitencia; placa; recibo; retal; sanción	carcelería; encarcelamiento; pena de prisión; prisión
boetedoening	dura prueba; experiencia penosa; expiación; indemnización; multa; ordalías; penitencia; prueba rigurosa; satisfacción; sufrimiento; suplicio
boetstraf	dura prueba; experiencia penosa; expiación; indemnización; multa; ordalías; penitencia; prueba rigurosa; satisfacción; sufrimiento; suplicio
bon	banco; boleto; bono; cupón; estampa; multa; penitencia; placa; recibo; retal	boleto; bono; comprobante; cupón; resguardo de ingreso; tarjeta de descuento; vale
penalty	multa; multa en metálico; pena pecuniaria; penitencia; sanción	penalty
penitentie	dura prueba; experiencia penosa; ordalías; penitencia; prueba rigurosa; sufrimiento; suplicio

penitencia

noun

maatregel of behandeling ter vergelding van een misdaad of overtreding
- straf → pena; penitencia; castigo

Cross Translation:

From	To	Via
• penitencia	→ boetedoening	↔ penance — voluntary self-imposed punishment
• penitencia	→ boet	↔ pénitence — repentir suivre d’expiation, regret d’avoir offenser Dieu.