Spaans

Uitgebreide vertaling voor pelear (Spaans) in het Nederlands

pelear:

pelear werkwoord

  1. pelear (pelearse; combatir; luchar; )
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren werkwoord (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
  2. pelear (batirse)
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
  3. pelear (retorcer; luchar; escurrir; pugnar; torcer)
    worstelen; met iemand worstelen
  4. pelear (altercar; disputar; discutir; regañar)
    ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
    • ruziën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • ruzie maken werkwoord (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • krakelen werkwoord
    • kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)
    • kijven werkwoord (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)
  5. pelear (librar una batalla; combatir; luchar)
    vechten; strijden; kampen; strijd voeren
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • strijd voeren werkwoord
  6. pelear (luchar; combatir)
    een strijd houden
    • een strijd houden werkwoord (houd een strijd, houdt een strijd, hield een strijd, hielden een strijd, een strijd gehouden)
  7. pelear (batirse; combatir; luchar; pelearse; luchar contra)
    bestrijden; bevechten; bekampen
    • bestrijden werkwoord (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)
    • bevechten werkwoord (bevecht, bevocht, bevochten, bevochten)
    • bekampen werkwoord (bekamp, bekampt, bekampte, bekampten, bekampt)

Conjugations for pelear:

presente
  1. peleo
  2. peleas
  3. pelea
  4. peleamos
  5. peleáis
  6. pelean
imperfecto
  1. peleaba
  2. peleabas
  3. peleaba
  4. peleábamos
  5. peleabais
  6. peleaban
indefinido
  1. peleé
  2. peleaste
  3. peleó
  4. peleamos
  5. peleasteis
  6. pelearon
fut. de ind.
  1. pelearé
  2. pelearás
  3. peleará
  4. pelearemos
  5. pelearéis
  6. pelearán
condic.
  1. pelearía
  2. pelearías
  3. pelearía
  4. pelearíamos
  5. pelearíais
  6. pelearían
pres. de subj.
  1. que pelee
  2. que pelees
  3. que pelee
  4. que peleemos
  5. que peleéis
  6. que peleen
imp. de subj.
  1. que peleara
  2. que pelearas
  3. que peleara
  4. que peleáramos
  5. que pelearais
  6. que pelearan
miscelánea
  1. ¡pelea!
  2. ¡pelead!
  3. ¡no pelees!
  4. ¡no peleéis!
  5. peleado
  6. peleando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor pelear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestrijden cuestionar; impugnar
ruzie maken discutir; pelearse; reñirse
strijden agarrada; batalla; campamento; combate; competir; luchar; pelea; pelea a puñetazos
vechten competir; luchar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakkeleien andar a la greña; batirse; batirse en duelo; combatir; combatir en desafío; dar puñetazos; hacer un duelo; impugnar; luchar; luchar contra; pelear; pelearse; reñir discutir; pelearse de palabra; pelotear; reñir
bekampen batirse; combatir; luchar; luchar contra; pelear; pelearse
bestrijden batirse; combatir; luchar; luchar contra; pelear; pelearse atacar; cuestionar; impugnar
bevechten batirse; combatir; luchar; luchar contra; pelear; pelearse
duelleren andar a la greña; batirse; batirse en duelo; combatir; combatir en desafío; dar puñetazos; hacer un duelo; impugnar; luchar; luchar contra; pelear; pelearse; reñir
een strijd houden combatir; luchar; pelear
kampen andar a la greña; batirse; batirse en duelo; combatir; combatir en desafío; dar puñetazos; hacer un duelo; impugnar; librar una batalla; luchar; luchar contra; pelear; pelearse; reñir
kiften altercar; discutir; disputar; pelear; regañar palotear
kijven altercar; discutir; disputar; pelear; regañar
knokken andar a la greña; batirse; batirse en duelo; combatir; combatir en desafío; dar puñetazos; hacer un duelo; impugnar; luchar; luchar contra; pelear; pelearse; reñir
krakelen altercar; discutir; disputar; pelear; regañar
matten andar a la greña; batirse; batirse en duelo; combatir; combatir en desafío; dar puñetazos; hacer un duelo; impugnar; luchar; luchar contra; pelear; pelearse; reñir
met iemand worstelen escurrir; luchar; pelear; pugnar; retorcer; torcer
ruzie maken altercar; discutir; disputar; pelear; regañar
ruziën altercar; discutir; disputar; pelear; regañar
strijd voeren combatir; librar una batalla; luchar; pelear
strijden batirse; combatir; librar una batalla; luchar; pelear
twisten altercar; discutir; disputar; pelear; regañar argumentar; argüir; contradecir; discutir; disputar; enroscarse; pelearse de palabra; pelotear; rebatir; replicar; retorcerse; reñir; serpentear; torcerse
vechten andar a la greña; batirse; batirse en duelo; combatir; combatir en desafío; dar puñetazos; hacer un duelo; impugnar; librar una batalla; luchar; luchar contra; pelear; pelearse; reñir
worstelen escurrir; luchar; pelear; pugnar; retorcer; torcer tirar y aflojar

Synoniemen voor "pelear":


Wiktionary: pelear

pelear
verb
  1. vechten
  2. ondanks weerstand een doel proberen te bereiken
  3. strijd leveren

Cross Translation:
FromToVia
pelear strijden; vechten fight — to contend in physical conflict
pelear bakkeleien streiten(sich mit jemandem über etwas streiten) wütend eine Auseinandersetzung haben
pelear kampen; strijden; strijd voeren; vechten combattreattaquer son ennemi, ou en soutenir l’attaque.
pelear kampen; strijden; strijd voeren; vechten lutter — Traductions à trier