Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal pasiva

Vertaal pasiva van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

pasivo:
- geduldig; kalm afwachtend; passief; lijdelijk
- aansprakelijkheid; passiva
Wiktionary:
- pasivo → lijdelijk, passief
- pasivo → passief, lijdelijk

Spaans

Uitgebreide vertaling voor pasiva (Spaans) in het Nederlands

pasivo:

pasivo bijvoeglijk naamwoord

pasivo (indulgente; paciente; sumiso)
geduldig; kalm afwachtend
- geduldig bijvoeglijk naamwoord
- kalm afwachtend bijvoeglijk naamwoord
pasivo (paciente; resignado; sufrido)
passief; lijdelijk
- passief bijvoeglijk naamwoord
- lijdelijk bijvoeglijk naamwoord
pasivo
passief
- passief bijvoeglijk naamwoord

pasivo

pasivo
de aansprakelijkheid; de passiva
- aansprakelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- passiva [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pasivo:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aansprakelijkheid	pasivo	responsabilidad
passiva	pasivo
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geduldig	indulgente; paciente; pasivo; sumiso
lijdelijk	paciente; pasivo; resignado; sufrido	resignado
passief	paciente; pasivo; resignado; sufrido
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kalm afwachtend	indulgente; paciente; pasivo; sumiso

Verwante woorden van "pasivo":

pasiva, pasivas, pasivos

Synoniemen voor "pasivo":

abúlico; apático; dejado; desganado; indiferente; desidioso; desinteresado
déficit; deuda; endeudamiento; adeudo; compromiso; débito; obligación; dita; cargo; adeudamiento; debe
estático; fijo; invariable; inmutable; quieto; parado; inmóvil
vulnerable; frágil; endeble; indefenso; desvalido; abandonado; delicado; débil; inerme; relajado; pusilánime; indolente

Wiktionary: pasivo

pasivo

adjective

zonder verzet ongemak verdragend
- lijdelijk → pasivo
niet zelfstandig werkzaam
- passief → pasivo

Cross Translation:

From	To	Via
• pasivo	→ passief	↔ passive — psychology: being inactive and receptive in a relationship
• pasivo	→ lijdelijk; passief	↔ passif — Qui souffrir, qui subir l’action, l’impression.