Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal parloteo

Vertaal parloteo van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. parloteo:
  2. parlotear:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor parloteo (Spaans) in het Nederlands

parloteo:

parloteo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el parloteo (charloteo; cháchara; palique; )
    de prietpraat
  2. el parloteo (charla; chismes; cháchara; )
    de kout; het babbeltje; de praatje; het gekeuvel
    • kout [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • babbeltje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • praatje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gekeuvel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el parloteo (chapurreo; jerigonza; balbuceo; cotorreo; farfulla)
    het gebrabbel; de brabbeltaal
  4. el parloteo (chachara; habladurías; cachuchazo; )
    het gekeuvel; het geklets; het gebabbel; het gekwebbel
  5. el parloteo (cotorreo)
    het vogelgekwetter; het gekwetter; het geschetter
  6. el parloteo (cháchara; charla; murmuraciones; )
    de klap; de roddels; de roddelpraat; de roddel; de praatjes; de achterklap; het geroddel; het geklets; geklep; de klets; het geklap
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • roddelpraat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • roddel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • praatjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • achterklap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geroddel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklets [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geklep [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klets [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geklap [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor parloteo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterklap chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías agravio; calumnia; charla; charlas; chismes; chismorreo; cháchara; difamación; habladuría; habladurías; maledicencia; murmuraciones; rumor
babbeltje charla; chismes; cháchara; cotilleo; habladuría; parloteo; plática charla; conversación; plática
brabbeltaal balbuceo; chapurreo; cotorreo; farfulla; jerigonza; parloteo balbuceo; chapurreo; farfulla; jerigonza
gebabbel bobadas; cachuchazo; chachara; charla; charlas; charloteo; chismes; cháchara; habladurías; palabrería; palique; parloteo; tonteras; tonterías charla; chisme; comadrería; conversación; palabrería; plática
gebrabbel balbuceo; chapurreo; cotorreo; farfulla; jerigonza; parloteo
gekeuvel bobadas; cachuchazo; chachara; charla; charlas; charloteo; chismes; cháchara; cotilleo; habladuría; habladurías; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías
geklap chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías
geklep chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías
geklets bobadas; cachuchazo; chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías charlatanería; tonterías
gekwebbel bobadas; cachuchazo; chachara; charla; charlas; charloteo; chismes; cháchara; habladurías; palabrería; palique; parloteo; tonteras; tonterías
gekwetter cotorreo; parloteo canto; gorjeo; trino
geroddel chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías agravio; calumnia; charla; charlas; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; difamación; habladuría; habladurías; maledicencia; murmuraciones; rumor
geschetter cotorreo; parloteo chirrido; estridencia; fanfarria; sonido de las trompetas; toque de trompetas; trompetazos; trompeteo
klap chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías aguarrás; batalla; baza; bofetada; brazada; cachetada; cachete; charla; charlas; charloteo; chismes; chismorreo; choque; cháchara; comadrería; combate; golpe; guantada; habladurías; mancha; manotada; manotazo; palmada; patada; puñetazo; sopapo; toque; tortazo
klets chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías absurdo; bobadas; bofetada; chismes; contrasentido; disparates; gansadas; golpe; habladuría; idioteces; tontería; tonterías
kout charla; chismes; cháchara; cotilleo; habladuría; parloteo; plática
praatje charla; chismes; cháchara; cotilleo; habladuría; parloteo; plática charla; charlas; charloteo; chismes; chismorreo; cháchara; comadrería; conversación; habladurías; plática
praatjes chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías charlas; darse mucho tono; farsantería; habladurías
prietpraat charla; charloteo; cháchara; cotorreo; fraseología; habladurías; palique; parloteo; tonterías
roddel chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías agravio; calumnia; charla; charlas; chismes; chismorreo; cháchara; difamación; habladuría; habladurías; maledicencia; murmuraciones; rumor
roddelpraat chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías agravio; calumnia; charla; charlas; chismes; chismorreo; cháchara; difamación; habladuría; habladurías; maledicencia; murmuraciones; rumor
roddels chachara; charla; charlas; charloteo; chisme; chismes; chismorreo; cháchara; comadreo; comadreos; comadrería; cotilleo; cotorreo; fraseología; habladuría; habladurías; latigazo; majaderías; murmuraciones; palabrería; palique; parloteo; plática; tonteras; tonterías
vogelgekwetter cotorreo; parloteo

Verwante woorden van "parloteo":

  • parloteos

Wiktionary: parloteo

Cross Translation:
FromToVia
• parloteo → geklets ↔ chatter — talk, especially meaningless or unimportant talk

parlotear:

parlotear werkwoord

  1. parlotear (hablar; parlar; hacer correr la voz; )
    spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren
    • spreken werkwoord
    • wauwelen werkwoord (wauwel, wauwelt, wauwelde, wauwelden, gewauweld)
    • praten werkwoord (praat, praatte, praatten, gepraat)
    • babbelen werkwoord (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
    • kwebbelen werkwoord (kwebbel, kwebbelt, kwebbelde, kwebbelden, gekwebbeld)
    • kletsen werkwoord (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • zwammen werkwoord (zwam, zwamt, zwamde, zwamden, gezwamd)
    • kakelen werkwoord (kakel, kakelt, kakelde, kakelden, gekakeld)
    • kwetteren werkwoord (kwetter, kwettert, kwetterde, kwetterden, gekwetterd)
    • klappen werkwoord (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
    • kwekken werkwoord (kwek, kwekt, kwekte, kwekten, gekwekt)
    • snateren werkwoord (snater, snatert, snaterde, snaterden, gesnaterd)
  2. parlotear (charlar; cacarear; parlanchinear; )
    kletsen; babbelen; ratelen; kwebbelen
    • kletsen werkwoord (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • babbelen werkwoord (babbel, babbelt, babbelde, babbelden, gebabbeld)
    • ratelen werkwoord (ratel, ratelt, ratelde, ratelden, gerateld)
    • kwebbelen werkwoord (kwebbel, kwebbelt, kwebbelde, kwebbelden, gekwebbeld)
  3. parlotear (charlar; hablar por hablar; cotorrear; )
    keuvelen
    • keuvelen werkwoord (keuvel, keuvelt, keuvelde, keuvelden, gekeuveld)
  4. parlotear (chacharear; desvariar; charlar; )
    lullen; zwammen; zwetsen; kletspraat verkopen; zeveren
    • lullen werkwoord (lul, lult, lulde, lulden, geluld)
    • zwammen werkwoord (zwam, zwamt, zwamde, zwamden, gezwamd)
    • zwetsen werkwoord (zwets, zwetst, zwetste, zwetsten, gezwetst)
    • zeveren werkwoord (zever, zevert, zeverde, zeverden, gezeverd)
  5. parlotear (cotorrear; charlar)
    leuteren
    • leuteren werkwoord (leuter, leutert, leuterde, leuterden, geleuterd)
  6. parlotear (decir tonterías; charlar; delirar; )
    raaskallen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken; onzin uitkramen
    • raaskallen werkwoord (raaskal, raaskalt, raaskalde, raaskalden, geraaskald)
    • kletsen werkwoord (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)
    • onzin verkopen werkwoord (verkoop onzin, verkoopt onzin, verkocht onzin, verkochten onzin, onzin verkocht)
    • ijlen werkwoord (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)
    • wartaal spreken werkwoord
    • onzin uitkramen werkwoord
  7. parlotear (charlar; chinchar; dar la tabarra; quejarse; cotorrear)
    etteren; zeiken; klieren; griepen
    • etteren werkwoord (etter, ettert, etterde, etterden, geëtterd)
    • zeiken werkwoord (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)
    • griepen werkwoord

Conjugations for parlotear:

presente
  1. parloteo
  2. parloteas
  3. parlotea
  4. parloteamos
  5. parloteáis
  6. parlotean
imperfecto
  1. parloteaba
  2. parloteabas
  3. parloteaba
  4. parloteábamos
  5. parloteabais
  6. parloteaban
indefinido
  1. parloteé
  2. parloteaste
  3. parloteó
  4. parloteamos
  5. parloteasteis
  6. parlotearon
fut. de ind.
  1. parlotearé
  2. parlotearás
  3. parloteará
  4. parlotearemos
  5. parlotearéis
  6. parlotearán
condic.
  1. parlotearía
  2. parlotearías
  3. parlotearía
  4. parlotearíamos
  5. parlotearíais
  6. parlotearían
pres. de subj.
  1. que parlotee
  2. que parlotees
  3. que parlotee
  4. que parloteemos
  5. que parloteéis
  6. que parloteen
imp. de subj.
  1. que parloteara
  2. que parlotearas
  3. que parloteara
  4. que parloteáramos
  5. que parlotearais
  6. que parlotearan
miscelánea
  1. ¡parlotea!
  2. ¡parlotead!
  3. ¡no parlotees!
  4. ¡no parloteéis!
  5. parloteado
  6. parloteando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor parlotear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klappen aplauso; aplausos; estallidos; golpes; golpes con el puño; ovaciones; ovación; palmadas; puñetazos; sobadura
lullen gilipollas; pichas
zeiken mear; orinar
zeveren decir tonterías
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
babbelen cacarear; cascar; charlar; cloquear; comunicar; contar; conversar; cotorrear; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear
etteren charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse enconarse; fastidiar; formar pus; propagarse como un cancer; supurar; ulcerarse
griepen charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse
ijlen cascar; charlar; comprar tonteras; cotorrear; decir tonterías; delirar; desvariar; disparatar; parlotear acosar; adelantar; afanarse tras; apresurar; apresurarse; aspirar a; atosigar; avanzar; crecer; dar prisa; darse prisa; delirar; divagar; hacer subir; hacerse mayor; incitar; instigar; ir apresuradamente; ir corriendo; ir volando; irse a cazar; levantar; meter prisa; perseguir; precipitarse
kakelen comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear cascar; cotorrear
keuvelen chacharear; charlar; cotorrear; decir tonterías; echar una parrafada; hablar por hablar; parlanchinear; parlotear
klappen comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear aplaudir; batir palmas; entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión; palmotear
kletsen cacarear; cascar; charlar; cloquear; comprar tonteras; comunicar; contar; conversar; cotorrear; decir tonterías; delatar; delirar; desvariar; difundir; disparatar; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear conversar; echar una parrafada
kletspraat verkopen chacharear; charlar; cotorrear; desvariar; echar una parrafada; hablar por hablar; parlanchinear; parlotear
klieren charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse
kwebbelen cacarear; cascar; charlar; cloquear; comunicar; contar; conversar; cotorrear; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear
kwekken comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear charlar; conversar; croar; hablar; parlar; parpar; vocear
kwetteren comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear cantar; cascar; cotorrear; croar; garlar; gorjear; parpar; piar; trinar; vocear
leuteren charlar; cotorrear; parlotear
lullen chacharear; charlar; cotorrear; desvariar; echar una parrafada; hablar por hablar; parlanchinear; parlotear
onzin uitkramen cascar; charlar; comprar tonteras; cotorrear; decir tonterías; delirar; desvariar; disparatar; parlotear
onzin verkopen cascar; charlar; comprar tonteras; cotorrear; decir tonterías; delirar; desvariar; disparatar; parlotear
praten comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear charlar; conversar; hablar; parlar
raaskallen cascar; charlar; comprar tonteras; cotorrear; decir tonterías; delirar; desvariar; disparatar; parlotear
ratelen cacarear; cascar; charlar; cloquear; cotorrear; parlanchinear; parlar; parlotear
snateren comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear cascar; cotorrear; croar; parpar; vocear
spreken comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear charlar; conversar; hablar
wartaal spreken cascar; charlar; comprar tonteras; cotorrear; decir tonterías; delirar; desvariar; disparatar; parlotear
wauwelen comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear farfullar
zeiken charlar; chinchar; cotorrear; dar la tabarra; parlotear; quejarse demorar; demorarse; hacer más lento; retrasar; tardar; vacilar
zeveren chacharear; charlar; cotorrear; desvariar; echar una parrafada; hablar por hablar; parlanchinear; parlotear babear; babosear; desalivar; desbabar; echar babas
zwammen chacharear; charlar; comunicar; contar; conversar; cotorrear; delatar; desvariar; difundir; echar una parrafada; hablar; hablar por hablar; hacer correr la voz; parlanchinear; parlar; parlotear
zwetsen chacharear; charlar; cotorrear; desvariar; echar una parrafada; hablar por hablar; parlanchinear; parlotear

Synoniemen voor "parlotear":


Wiktionary: parlotear

Cross Translation:
FromToVia
• parlotear → babbelen; kletsen ↔ babble — to talk much
• parlotear → kwebbelen; kletsen ↔ chatter — talk idly
• parlotear → roddelen ↔ kibitz — chit-chat
• parlotear → babbelen; keuvelen; praten ↔ bavarder — parler sans mesure et sans discrétion.
• parlotear → babbelen ↔ papoter — (familier, fr) bavarder, discuter de choses futiles.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1134 seconde
Page rendered in 1.0 seconds