Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. paliza:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor paliza (Spaans) in het Nederlands

paliza:

paliza [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la paliza
    pak slaag; de afranseling; afranselen; afrossen
  2. la paliza
    de aframmeling; slaag; pak rammel
  3. la paliza
    de lazer
    • lazer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la paliza
    de rammel
    • rammel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor paliza:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aframmeling paliza
afranselen paliza
afranseling paliza
afrossen paliza
lazer paliza
pak rammel paliza
pak slaag paliza
rammel paliza
slaag paliza
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afranselen apalear; aporrear; azotar; cascar; castigar; dar una soba a; darle una paliza a alguien; darle una tunda de golpes; flagelar; malparar; maltratar; moler a palos; pegar; sobar; solfear; tundir a golpes; vapulear; zurrar
afrossen apalear; aporrear; darle una paliza a alguien; darle una tunda de golpes; flagelar; vapulear

Verwante woorden van "paliza":

  • palizas

Synoniemen voor "paliza":

  • felpa; tunda; zurra; azotaina; soba; golpiza
  • leña; somanta
  • vapuleo; apaleo; vareo; castigo

Wiktionary: paliza


Cross Translation:
FromToVia
paliza bastonnade bastonnadevolée de coups de bâton.

Verwante vertalingen van paliza