Palidecer in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

palidecer:
- vervagen; vervalen; verschieten; verkleuren; vaal worden; verbleken; bleek worden; wit worden; wit wegtrekken
Wiktionary:
- palidecer → verbleken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor palidecer (Spaans) in het Nederlands

palidecer:

palidecer werkwoord

palidecer (empalidecer; ponerse pálido)
vervagen; vervalen; verschieten; verkleuren; vaal worden
- vervagen werkwoord (vervaag, vervaagt, vervaagde, vervaagden, vervaagd)
- vervalen werkwoord
- verschieten werkwoord (verschiet, verschoot, verschoten, verschoten)
- verkleuren werkwoord (verkleur, verkleurt, verkleurde, verkleurden, verkleurd)
- vaal worden werkwoord (word vaal, wordt vaal, werd vaal, werden vaal, vaal geworden)
palidecer (blanquear; decolorarse; empalidecer; ponerse pálido)
verbleken; bleek worden; wit worden
- verbleken werkwoord (verbleek, verbleekt, verbleekte, verbleekten, verbleekt)
- bleek worden werkwoord (word bleek, wordt bleek, werd bleek, werden bleek, bleek geworden)
- wit worden werkwoord
palidecer
bleek worden; wit wegtrekken
- bleek worden werkwoord (word bleek, wordt bleek, werd bleek, werden bleek, bleek geworden)
- wit wegtrekken werkwoord

Conjugations for palidecer:

presente

palidezco
palideces
palidece
palidecemos
palidecéis
palidecen

imperfecto

palidecía
palidecías
palidecía
palidecíamos
palidecíais
palidecían

indefinido

palidecí
palideciste
palideció
palidecimos
palidecisteis
palidecieron

fut. de ind.

palideceré
palidecerás
palidecerá
palideceremos
palideceréis
palidecerán

condic.

palidecería
palidecerías
palidecería
palideceríamos
palideceríais
palidecerían

pres. de subj.

que palidezca
que palidezcas
que palidezca
que palidezcamos
que palidezcáis
que palidezcan

imp. de subj.

que palideciera
que palidecieras
que palideciera
que palideciéramos
que palidecierais
que palidecieran

miscelánea

¡palidece!
¡palideced!
¡no palidezcas!
¡no palidezcáis!
palidecido
palideciendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor palidecer:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bleek worden	blanquear; decolorarse; empalidecer; palidecer; ponerse pálido
vaal worden	empalidecer; palidecer; ponerse pálido
verbleken	blanquear; decolorarse; empalidecer; palidecer; ponerse pálido	borrar; descolorarse; desdibujar; desteñirse; desvanecerse; disipar; empalidecer
verkleuren	empalidecer; palidecer; ponerse pálido	descolorarse; descolorirse
verschieten	empalidecer; palidecer; ponerse pálido
vervagen	empalidecer; palidecer; ponerse pálido	borrar; correrse; cruzarse; descolorarse; desdibujar; desteñirse; desvanecerse; diluirse; disipar; empalidecer
vervalen	empalidecer; palidecer; ponerse pálido
wit wegtrekken	palidecer
wit worden	blanquear; decolorarse; empalidecer; palidecer; ponerse pálido	emblanquecerse; volverse blanco

Synoniemen voor "palidecer":

amarillear; amustiarse
decolorar; empalidecer; marchitar; deslucir

Wiktionary: palidecer

palidecer

verb

alle kleur verliezen
- verbleken → palidecer; empalidecer; desteñirse

Computer vertaling door derden: