Ocupación in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

ocupación:
- hobby; bezigheid; bezetting; arbeid; job; karwei; metier; inbezitname; inbezitneming
Wiktionary:
- ocupación → bezetting, bezigheid, emplooi
- ocupación → bewoning, bezigheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor ocupación (Spaans) in het Nederlands

la ocupación (faena; obra; quehacer; misión; trabajo; empleo; tarea; trabajo escrito; función; memoria)
de hobby; de bezigheid
- hobby [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ocupación (entrada en posesión; toma de posesión)
de bezetting
- bezetting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la ocupación (empleo; trabajo; función; obra; misión)
de arbeid; de job; de karwei
- arbeid [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- job [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- karwei [de ~] zelfstandig naamwoord
la ocupación (profesión)
het metier
- metier [het ~] zelfstandig naamwoord
la ocupación (toma de posesión)
inbezitname; de inbezitneming
- inbezitname [znw.] zelfstandig naamwoord
- inbezitneming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arbeid	empleo; función; misión; obra; ocupación; trabajo	actividad; cargo; empleo; obra; trabajo
bezetting	entrada en posesión; ocupación; toma de posesión
bezigheid	empleo; faena; función; memoria; misión; obra; ocupación; quehacer; tarea; trabajo; trabajo escrito	actividad; cargo; empleo; obra; trabajo
hobby	empleo; faena; función; memoria; misión; obra; ocupación; quehacer; tarea; trabajo; trabajo escrito
inbezitname	ocupación; toma de posesión
inbezitneming	ocupación; toma de posesión
job	empleo; función; misión; obra; ocupación; trabajo	empleo; trabajo
karwei	empleo; función; misión; obra; ocupación; trabajo
metier	ocupación; profesión

ocupación

noun

toestand waarbij het grondgebied van een land wordt bestuurd door een ander land
- bezetting → ocupación
iets waarmee men bezig is
- bezigheid → actividad; ocupación
arbeid, bezigheid, karwei, werk, betrekking
- emplooi → ocupación; trabajo

Cross Translation:

From	To	Via
• ocupación	→ bewoning	↔ habitation — the act of inhabitating
• ocupación	→ bezigheid	↔ occupation — activity or task with which one occupies oneself