Spaans

Uitgebreide vertaling voor oculto (Spaans) in het Nederlands

oculto:

oculto bijvoeglijk naamwoord

  1. oculto (estar presente escondidamente; disimulado)
    verborgen aanwezig zijn; onderhuids; verborgen; sluimerend
  2. oculto
    occult
    • occult bijvoeglijk naamwoord
  3. oculto
    verborgen

Vertaal Matrix voor oculto:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verborgen aanwezig zijn dormitar; echar un sueño; estar medio dormido
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
occult oculto
onderhuids disimulado; estar presente escondidamente; oculto
verborgen disimulado; estar presente escondidamente; oculto disfrazado; encubierto
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sluimerend disimulado; estar presente escondidamente; oculto
verborgen aanwezig zijn disimulado; estar presente escondidamente; oculto

Verwante woorden van "oculto":

  • ocultos

Synoniemen voor "oculto":


Wiktionary: oculto


Cross Translation:
FromToVia
oculto occultisme; occulte occult — supernatural affairs

oculto vorm van ocultar:

ocultar werkwoord

  1. ocultar (esconder; velar)
    verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
  2. ocultar (esconder; disimular)
    verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • wegstoppen werkwoord (stop weg, stopt weg, stopte weg, stopten weg, weggestopt)
  3. ocultar (callar; no mencionar; pasar por alto; encubrir)
    verzwijgen; achterhouden; verhelen
    • verzwijgen werkwoord (verzwijg, verzwijgt, verzweeg, verzwegen, verzwegen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhelen werkwoord (verheel, verheelt, verheelde, verheelden, verheeld)
  4. ocultar (disfrazar; enmascarar; disfrazarse)
    verkleden; vermommen
    • verkleden werkwoord (verkleed, verkleedt, verkleedde, verkleedden, verkleed)
    • vermommen werkwoord (vermom, vermomt, vermomde, vermomden, vermomd)
  5. ocultar (disimular)
    ontveinzen
    • ontveinzen werkwoord (ontveins, ontveinst, ontveinsde, ontveinsden, ontveinsd)
  6. ocultar (encubrir; velar; enmascarar; cubrir; esconder)
    maskeren; omhullen; bedekken; verhullen; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen
    • maskeren werkwoord (masker, maskert, maskerde, maskerden, gemaskeerd)
    • omhullen werkwoord (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
    • inhullen werkwoord (hul in, hult in, hulde in, hulden in, ingehuld)
    • hullen werkwoord (hul, hult, hulde, hulden, gehuld)
  7. ocultar (taponar; pararse; detenerse; )
    stoppen; halt houden
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
  8. ocultar
    verbergen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
  9. ocultar

Conjugations for ocultar:

presente
  1. oculto
  2. ocultas
  3. oculta
  4. ocultamos
  5. ocultáis
  6. ocultan
imperfecto
  1. ocultaba
  2. ocultabas
  3. ocultaba
  4. ocultábamos
  5. ocultabais
  6. ocultaban
indefinido
  1. oculté
  2. ocultaste
  3. ocultó
  4. ocultamos
  5. ocultasteis
  6. ocultaron
fut. de ind.
  1. ocultaré
  2. ocultarás
  3. ocultará
  4. ocultaremos
  5. ocultaréis
  6. ocultarán
condic.
  1. ocultaría
  2. ocultarías
  3. ocultaría
  4. ocultaríamos
  5. ocultaríais
  6. ocultarían
pres. de subj.
  1. que oculte
  2. que ocultes
  3. que oculte
  4. que ocultemos
  5. que ocultéis
  6. que oculten
imp. de subj.
  1. que ocultara
  2. que ocultaras
  3. que ocultara
  4. que ocultáramos
  5. que ocultarais
  6. que ocultaran
miscelánea
  1. ¡oculta!
  2. ¡ocultad!
  3. ¡no ocultes!
  4. ¡no ocultéis!
  5. ocultado
  6. ocultando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor ocultar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken cubrir
stoppen obturar; parada; tapar
verduisteren malversación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden callar; disimular; encubrir; esconder; no mencionar; ocultar; pasar por alto; velar contener; defraudar; dejar de lado; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardar; guardarse de; huntar; mangar; mangar a; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse; retener; robar
bedekken cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar calcar; cubrir; cumplir con; forrar; recubrir; revestir; tapar; tapizar
bemantelen cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
halt houden detenerse; estreñir; llenar con masilla; ocultar; pararse; taponar; zurcir cesar; detener; parar; pararse; poner freno a
hullen cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
inhullen cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
maskeren cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
niet-beschikbaar maken ocultar
omhullen cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
ontveinzen disimular; ocultar
stoppen detenerse; estreñir; llenar con masilla; ocultar; pararse; taponar; zurcir abandonar; acabar; acabar con una; acabar de; apagar; cerrar; cerrar herméticamente; completar; concluir; dar fin a; dar fin a una; decidir; decidirse a; dejar; dejar de; desconectar; desemprender; desenganchar; desentenderse; desprenderse; desvincular; detener; detenerse; efectuar; empatar; encontrarse en la recta final; enmasillar; estar inmóvil; excretar; expirar; extinguirse; finalizar; frenar; llegar; llegar al fin; llenar con masilla; no seguir; parar; pararse; poner fin a; poner fin a una; poner término a; poner término a una; prescendir de; quedar eliminado; quedarse en su lugar; quedarse quieto; realizar; renunciar a; retirarse; salir; salir de; soltar; suspender; tapar; tapar huecos; taponar; terminar; ultimar; vencer; zurcir
verbergen disimular; esconder; ocultar; velar
verduisteren disimular; esconder; ocultar; velar coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtqr; mangar; mangar a; oscurecer; robar
verheimelijken disimular; esconder; ocultar; velar
verhelen callar; encubrir; no mencionar; ocultar; pasar por alto
verhullen cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
verkleden disfrazar; disfrazarse; enmascarar; ocultar cambiar de ropa; cambiarse de ropa; disfrazarse
vermommen disfrazar; disfrazarse; enmascarar; ocultar
versluieren cubrir; encubrir; enmascarar; esconder; ocultar; velar
verstoppen disimular; esconder; ocultar; velar buscar defensa; esconder; esconderse; ponerse a cubierto
verzwijgen callar; encubrir; no mencionar; ocultar; pasar por alto
wegstoppen disimular; esconder; ocultar esconder; guardar; guardarse bien

Synoniemen voor "ocultar":


Wiktionary: ocultar

ocultar
verb
  1. refl|nld zich ~: een masker opzetten.
  2. iets niet openlijk zeggen of tonen
  3. refl|nld zich ~ zich aan het zicht proberen te onttrekken
  4. iets stoppen waar het niet gemakkelijk gevonden zal worden

Cross Translation:
FromToVia
ocultar verbergen; verstoppen conceal — to hide something
ocultar dekken; bedekken cover — to conceal or protect
ocultar verbergen; verstoppen; wegstoppen hide — (transitive)
ocultar in het ongewete laten keep someone in the dark — to keep someone uninformed
ocultar zicht belemmeren obstruct — To get in the way of so as to hide from sight
ocultar helen verhehlenfast ausschließlich i. d. Negativierung mit ‚nicht’ gebraucht: etwas („nicht“) im Ungewissen lassen
ocultar verstoppen verstecken — sich oder jemand anderen oder etwas an einen Ort bringen, der anderen nicht bekannt ist, wo man nicht gesehen wird
ocultar verbergen; verstoppen; ontveinzen; verhelen; verschuilen cachermettre (une personne ou une chose) en un lieu où on ne peut pas la voir, la découvrir.

Verwante vertalingen van oculto