Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. nueva:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor nueva (Spaans) in het Nederlands

nueva:

nueva [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la nueva (novato; recién llegado; recién llegada; nuevo; novata)
    de nieuweling; de nieuwkomer
  2. la nueva (advenedizo; nuevo; conejo; )
    foet; eerstejaars student; het groentje; de eerstejaars

Vertaal Matrix voor nueva:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eerstejaars advenedizo; conejo; novato; nueva; nuevo; principiante; recién llegada; recién llegado
eerstejaars student advenedizo; conejo; novato; nueva; nuevo; principiante; recién llegada; recién llegado
foet advenedizo; conejo; novato; nueva; nuevo; principiante; recién llegada; recién llegado
groentje advenedizo; conejo; novato; nueva; nuevo; principiante; recién llegada; recién llegado blandengue; capullo; conejo; gallina; principiante
nieuweling novata; novato; nueva; nuevo; recién llegada; recién llegado
nieuwkomer novata; novato; nueva; nuevo; recién llegada; recién llegado capullo; conejo; principiante

Synoniemen voor "nueva":


Wiktionary: nueva

nueva
adjective
  1. recentelijk gemaakt
  2. huidige
  3. onderscheidt nieuwere namen van oudere
  4. in originele staat
  5. vreemd, onbekend
  6. recentelijk aangekomen of opgedoken
  7. woorden die in een of meer van de bovenstaande categoriën horen, maar waarvan niet bekend is in welke (voel u vrij deze woorden in de juiste categorie in te voegen)
noun
  1. een zeer recent nieuwsbericht

Cross Translation:
FromToVia
nueva nieuw nouveau — Qui n’existait pas, qui était inconnu

Verwante vertalingen van nueva