Spaans

Uitgebreide vertaling voor niego (Spaans) in het Nederlands

negar:

negar werkwoord

  1. negar (desmentir)
    ontkennen
    – zeggen dat het niet zo is 1
    • ontkennen werkwoord (ontken, ontkent, ontkende, ontkenden, ontkend)
      • hij ontkende dat hij het gedaan had1
    loochenen
    • loochenen werkwoord (loochen, loochent, loochende, loochenden, geloochend)
  2. negar (ignorar; despreciar; desdeñar; denigrar)
    negeren; links laten liggen
    • negeren werkwoord (negeer, negeert, negeerde, negeerden, genegeerd)
    • links laten liggen werkwoord (laat links liggen, liet links liggen, lieten links liggen, links laten liggen)
  3. negar (rechazar; despedir; rehusar; )
    afwijzen; weigeren
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • weigeren werkwoord (weiger, weigert, weigerde, weigerden, geweigerd)
  4. negar (contradecir; protestar; objetar; )
    protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
    • protesteren werkwoord (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • tegenspreken werkwoord (spreek tegen, spreekt tegen, sprak tegen, spraken tegen, tegengesproken)
    • tegenwerpen werkwoord (werp tegen, werpt tegen, wierp tegen, wierpen tegen, tegengeworpen)
    • weerspreken werkwoord (weerspreek, weerspreekt, weersprak, weerspraken, weersproken)
  5. negar (prohibir; denegar; rehusar)
    verbieden
    • verbieden werkwoord (verbied, verbiedt, verbood, verboden, verboden)
  6. negar (desmentir; abjurar; contradecir; renegar de)
    verloochenen; verzaken; loochenen; logenstraffen
    • verloochenen werkwoord (verloochen, verloochent, verloochende, verloochenden, verloochend)
    • verzaken werkwoord (verzaak, verzaakt, verzaakte, verzaakten, verzaakt)
    • loochenen werkwoord (loochen, loochent, loochende, loochenden, geloochend)
    • logenstraffen werkwoord (logenstraf, logenstraft, logenstrafte, logenstraften, gelogenstraft)
  7. negar (reservar; dejar de lado; contener; )
    reserveren; behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden
    • reserveren werkwoord (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • opzijleggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • terughouden werkwoord (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  8. negar (rechazar; repeler; desconocer; )
    afwijzen; verwerpen; afkeuren; afstemmen
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • verwerpen werkwoord (verwerp, verwerpt, verwierp, verwierpen, verworpen)
    • afkeuren werkwoord (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
  9. negar (rebotar; suspender; descartar; )
    ricocheren; afketsen
    • ricocheren werkwoord
    • afketsen werkwoord (kets af, ketst af, ketste af, ketsten af, afgeketst)

Conjugations for negar:

presente
  1. niego
  2. niegas
  3. niega
  4. negamos
  5. negáis
  6. niegan
imperfecto
  1. negaba
  2. negabas
  3. negaba
  4. negábamos
  5. negabais
  6. negaban
indefinido
  1. negué
  2. negaste
  3. negó
  4. negamos
  5. negasteis
  6. negaron
fut. de ind.
  1. negaré
  2. negarás
  3. negará
  4. negaremos
  5. negaréis
  6. negarán
condic.
  1. negaría
  2. negarías
  3. negaría
  4. negaríamos
  5. negaríais
  6. negarían
pres. de subj.
  1. que niegue
  2. que niegues
  3. que niegue
  4. que neguemos
  5. que neguéis
  6. que nieguen
imp. de subj.
  1. que negara
  2. que negaras
  3. que negara
  4. que negáramos
  5. que negarais
  6. que negaran
miscelánea
  1. ¡niega!
  2. ¡negad!
  3. ¡no niegues!
  4. ¡no neguéis!
  5. negado
  6. negando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor negar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afketsen rebotar
afkeuren desaprobar
afstemmen ajuste; atonar; igualación; poner a tono; reglaje; regulación; regular; sincronización; sintonizar
afwijzen rechazar; rehusar
ricocheren rebotar
weigeren rechazar; rehusar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse callar; contener; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; encubrir; escapar; esconder; evitar; guardar; guardarse de; huntar; mangar; mangar a; no mencionar; ocultar; pasar por alto; retener; robar; velar
afketsen denegar; descartar; hacer volver; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rebotar; suspender descartar; desestimar; encaminarse; formar; hacer volver; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rechazar por votación; suspender
afkeuren declinar; denegar; descartar; desconocer; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rechazar; rehusar; renunciar a; repeler; sacudir; subastar; suspender declarar incompetente; desaprobar; rechazar
afstemmen declinar; denegar; descartar; desconocer; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rechazar; rehusar; renunciar a; repeler; sacudir; subastar; suspender acondicionar; adaptar; adaptar a; ajustar; ajustar a; armonizar; conciliar; descartar; desestimar; encaminarse; enfocar; formar; hacer volver; instalar; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rechazar por votación; regular; sincronizar; sintonizar; suspender
afwijzen anular; declinar; denegar; deponer; descartar; desconocer; despedir; enviar; negar; no aceptar; no aprobar; no dejar entrar; no funcionar; rebatir; rebotar; rechazar; rehusar; renunciar a; repeler; sacudir; subastar; suspender abstenerse; descartar; desestimar; encaminarse; formar; hacer volver; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rechazar; rechazar por votación; suspender
behouden contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse amparar; conservar; guardar; mantener; proteger
links laten liggen denigrar; desdeñar; despreciar; ignorar; negar
logenstraffen abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de
loochenen abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de
negeren denigrar; desdeñar; despreciar; ignorar; negar ignorar; reemplazar
ontkennen desmentir; negar
opzijleggen contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse
protesteren argumentar; argüir; contradecir; debatir; discutir; negar; objetar; protestar; rebatir; replicar defender; defenderse; ir en contra; mantener a distancia; refunfuñar; rezongar
reserveren contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse dejar de lado; reservar un viaje; reservarse
ricocheren denegar; descartar; hacer volver; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rebotar; suspender
tegenspreken argumentar; argüir; contradecir; debatir; discutir; negar; objetar; protestar; rebatir; replicar contradecir; desmentir; oponer
tegenwerpen argumentar; argüir; contradecir; debatir; discutir; negar; objetar; protestar; rebatir; replicar oponer
terughouden contener; dejar de lado; negar; no aceptar; poner aparte; rechazar; reservar; reservarse apartar de; mantener a distancia; mantener apartado; tener bajo control
verbieden denegar; negar; prohibir; rehusar
verloochenen abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de
verwerpen declinar; denegar; descartar; desconocer; negar; no aceptar; no aprobar; rebatir; rechazar; rehusar; renunciar a; repeler; sacudir; subastar; suspender descartar; desestimar; encaminarse; formar; hacer volver; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rechazar por votación; suspender
verzaken abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de faltar a; incumplir; omitir; ser infiel
weerspreken argumentar; argüir; contradecir; debatir; discutir; negar; objetar; protestar; rebatir; replicar contradecir; desmentir
weigeren anular; denegar; deponer; descartar; despedir; enviar; negar; no aceptar; no dejar entrar; no funcionar; rebotar; rechazar; rehusar; suspender negarse; plantarse; rechazar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verwerpen negativo; reacio; recalcitrante; rechazando

Synoniemen voor "negar":


Wiktionary: negar

negar
verb
  1. iets tot een leugen verklaren
  2. verklaren dat het gestelde niet waar is
  3. niet voldoen aan een verzoek of opdracht

Cross Translation:
FromToVia
negar weigeren; ontzeggen deny — to not allow
negar ontkennen deny — to assert that something is not true
negar falen; mislukken fail — not achieve a goal
negar ontkennen repudiate — to reject the truth of, deny
negar ontkennen nier — Dire qu’une chose n’est pas vraie, soutenir qu’une chose n’est pas.