Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. mudarse:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor mudarse (Spaans) in het Nederlands

mudarse:

mudarse werkwoord

  1. mudarse
    verhuizen
    • verhuizen werkwoord (verhuis, verhuist, verhuisde, verhuisden, verhuisd)
  2. mudarse (desmontar; desplazar; expulsar; )
    uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen
    • uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
    • ontmantelen werkwoord (ontmantel, ontmantelt, ontmantelde, ontmantelden, ontmanteld)
    • demonteren werkwoord (demonteer, demonteert, demonteerde, demonteerden, gedemonteerd)
    • uit elkaar nemen werkwoord (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
    • uiteen nemen werkwoord (neem uiteen, neemt uiteen, nam uiteen, namen uiteen, uiteen genomen)
    • onttakelen werkwoord (onttakel, onttakelt, onttakelde, onttakelden, onttakeld)

Conjugations for mudarse:

presente
  1. me mudo
  2. te mudas
  3. se muda
  4. nos mudamos
  5. os mudáis
  6. se mudan
imperfecto
  1. me mudaba
  2. te mudabas
  3. se mudaba
  4. nos mudábamos
  5. os mudabais
  6. se mudaban
indefinido
  1. me mudé
  2. te mudaste
  3. se mudó
  4. nos mudamos
  5. os mudasteis
  6. se mudaron
fut. de ind.
  1. me mudaré
  2. te mudarás
  3. se mudará
  4. nos mudaremos
  5. os mudaréis
  6. se mudarán
condic.
  1. me mudaría
  2. te mudarías
  3. se mudaría
  4. nos mudaríamos
  5. os mudaríais
  6. se mudarían
pres. de subj.
  1. que me mude
  2. que te mudes
  3. que se mude
  4. que nos mudemos
  5. que os mudéis
  6. que se muden
imp. de subj.
  1. que me mudara
  2. que te mudaras
  3. que se mudara
  4. que nos mudáramos
  5. que os mudarais
  6. que se mudaran
miscelánea
  1. ¡múdate!
  2. ¡mudaos!
  3. ¡no te mudes!
  4. ¡no os mudéis!
  5. mudado
  6. mudándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor mudarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onttakelen desmantelamiento
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demonteren cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse
ontmantelen cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse
onttakelen cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse
uit elkaar halen cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse cortar; demoler; derribar; desenganchar; desenmarañar; desenredar; desguazar; deshacer; deshilachar; deshilar; desleír; desmontar; desvincular; disolver; dividir; divorciarse; fisionar; partir; separar; separarse
uit elkaar nemen cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse analizar; descomponer; disecar
uiteen nemen cambiar la fecha; desarmar; desmantelar; desmontar; despachar; desplazar; expulsar; extirpar; mudarse; trasladar; trasladarse
verhuizen mudarse amanecer; arrebatar; desaparecer; despachar; echar; levantar; mudar de casa; remover

Wiktionary: mudarse

mudarse
verb
  1. van woonplaats veranderen