Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. morder:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor morder (Spaans) in het Nederlands

morder:

morder [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el morder
    het bijten
    • bijten [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el morder
    aanbijten
  3. el morder (picar)
    happen in; toehappen

morder werkwoord

  1. morder
    snerpen
    • snerpen werkwoord (snerp, snerpt, snerpte, snerpten, gesnerpt)
  2. morder (corroer; carcomer; descomponerse; )
    eroderen; wegvreten
    • eroderen werkwoord
    • wegvreten werkwoord (vreet weg, vrat weg, vraten weg, weggevreten)
  3. morder (mordisquear; roer; ronchar; comer saboreando lentamente)
    knagen; knauwen
    • knagen werkwoord (knaag, knaagt, knaagde, knaagden, geknaagd)
    • knauwen werkwoord (knauw, knauwt, knauwde, knauwden, geknauwd)
  4. morder (picar)
    inetsen

Conjugations for morder:

presente
  1. muerdo
  2. muerdes
  3. muerde
  4. mordemos
  5. mordéis
  6. muerden
imperfecto
  1. mordía
  2. mordías
  3. mordía
  4. mordíamos
  5. mordíais
  6. mordían
indefinido
  1. mordí
  2. mordiste
  3. mordió
  4. mordimos
  5. mordisteis
  6. mordieron
fut. de ind.
  1. morderé
  2. morderás
  3. morderá
  4. morderemos
  5. morderéis
  6. morderán
condic.
  1. mordería
  2. morderías
  3. mordería
  4. morderíamos
  5. morderíais
  6. morderían
pres. de subj.
  1. que muerda
  2. que muerdas
  3. que muerda
  4. que mordamos
  5. que mordáis
  6. que muerdan
imp. de subj.
  1. que mordiera
  2. que mordieras
  3. que mordiera
  4. que mordiéramos
  5. que mordierais
  6. que mordieran
miscelánea
  1. ¡muerde!
  2. ¡morded!
  3. ¡no muerdas!
  4. ¡no mordáis!
  5. mordido
  6. mordiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor morder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbijten morder
bijten morder
happen in morder; picar
toehappen morder; picar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbijten picar; pinchar
eroderen carcomer; corroer; corroerse; descomponerse; digerir; digerirse; gastar; morder; pudrirse
inetsen morder; picar
knagen comer saboreando lentamente; morder; mordisquear; roer; ronchar
knauwen comer saboreando lentamente; morder; mordisquear; roer; ronchar doler; hacer dolor; hacer mal; herir; mordisquear; roer
snerpen morder
toehappen aprovechar la ocasión; pinchar
wegvreten carcomer; corroer; corroerse; descomponerse; digerir; digerirse; gastar; morder; pudrirse

Synoniemen voor "morder":


Wiktionary: morder

morder
verb
  1. iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen
  2. (overgankelijk) de mond open en dicht bewegen al dan niet gepaard gaande met bijten

Cross Translation:
FromToVia
morder bijten bite — to cut off a piece by clamping the teeth
morder bijten bite — to attack with the teeth
morder bijten beißen — (transitiv) die Zähne in etwas schlagen
morder beitsen; bijten; happen; knauwen mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

Verwante vertalingen van morder