Moral in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

moral:
- moraal; ethisch; moreel; zedelijk
- ethiek; moraal; zedenleer; traditie; overlevering; volksgebruik; zede
Wiktionary:
- moral → moreel, zedenkunde, zedenleer
- moral → moreel
- moral → moerbeiboom, moraliteit, moraal, zedenkunde, zedenleer, moerbei

Spaans

Uitgebreide vertaling voor moral (Spaans) in het Nederlands

moral
moraal
- moraal bijvoeglijk naamwoord
moral (ético; moralizante)
ethisch; moreel; zedelijk
- ethisch bijvoeglijk naamwoord
- moreel bijvoeglijk naamwoord
- zedelijk bijvoeglijk naamwoord

la moral (ética; moralidad; buenas costumbres)
de ethiek; de moraal; de zedenleer
- ethiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- moraal [de ~] zelfstandig naamwoord
- zedenleer [de ~] zelfstandig naamwoord
la moral (derecho de indemnización; tradición; derecho de resarcimiento; entrega)
de traditie; de overlevering
- traditie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- overlevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la moral (costumbre; uso)
het volksgebruik
- volksgebruik [het ~] zelfstandig naamwoord
la moral (costumbre; hábito; aceptación general; tradición; uso; uso corriente)
de zede
- zede [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ethiek	buenas costumbres; moral; moralidad; ética	ética
moraal	buenas costumbres; moral; moralidad; ética
overlevering	derecho de indemnización; derecho de resarcimiento; entrega; moral; tradición
traditie	derecho de indemnización; derecho de resarcimiento; entrega; moral; tradición	costumbre; hábito
volksgebruik	costumbre; moral; uso
zede	aceptación general; costumbre; hábito; moral; tradición; uso; uso corriente
zedenleer	buenas costumbres; moral; moralidad; ética
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ethisch	moral; moralizante; ético
moreel	moral; moralizante; ético
zedelijk	moral; moralizante; ético
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
moraal	moral

moral

noun

de geestesgesteldheid, geestelijke weerbaarheid, moed, werkkracht of strijdlust die iemand bezit
- moreel → estado de ánimo; ethos; moral
de studie van welk gedrag aanvaardbaar of niet aanvaardbaar geacht wordt
- zedenkunde → moral; ética
de leer van de gezamenlijke plichten der zedelijke wezens
- zedenleer → moral; ética

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• moral	→ moerbeiboom	↔ mulberry — the tree
• moral	→ moraliteit; moraal; zedenkunde; zedenleer	↔ morale — philosophie\|fr science de la séparation du bien et du mal.
• moral	→ moerbeiboom; moerbei	↔ mûrier — botan\|nocat=1 arbre de la famille des Moraceae à feuilles alternes dont le fruit, appeler mûre, est la réunion d’un assez grand nombre de petites baies charnues.