Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal minusválido

Vertaal minusválido van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

minusválido:
- gehandicapt; invalide; lam; kreupel; mank; onvolwaardig
- gehandicapte; invalide
Wiktionary:
- minusválido → gehandicapt
- minusválido → gehandicapt, gebrekkig, mindervalide, andersvalide, invalide, behinderd, beperkt

Spaans

Uitgebreide vertaling voor minusválido (Spaans) in het Nederlands

minusválido:

minusválido bijvoeglijk naamwoord

minusválido (inválido)
gehandicapt; invalide
- gehandicapt bijvoeglijk naamwoord
- invalide bijvoeglijk naamwoord
minusválido (cojo; paralítico; lisiado; pasado de rosca; carente; mutilado; entumecido)
lam; kreupel; mank
- lam bijvoeglijk naamwoord
- kreupel bijvoeglijk naamwoord
- mank bijvoeglijk naamwoord
minusválido (persona incapacitada; sencillo; deficiente; desgraciado; insuficiente; desdichado; incapacitado; minusvalido; pueril; desprovisto; incompleto; insignificante; inválido; desheredado; simplón; no finalizado; simplote)
onvolwaardig
- onvolwaardig bijvoeglijk naamwoord

minusválido [el ~] zelfstandig naamwoord

el minusválido (incapacitado)
de gehandicapte; de invalide
- gehandicapte [de ~] zelfstandig naamwoord
- invalide [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor minusválido:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gehandicapt		persona incapaz para el trabajo
gehandicapte	incapacitado; minusválido	desechado; despedido; discapacitado; incapacitado
invalide	incapacitado; minusválido
lam		borrego
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gehandicapt	inválido; minusválido
invalide	inválido; minusválido
kreupel	carente; cojo; entumecido; lisiado; minusválido; mutilado; paralítico; pasado de rosca
lam	carente; cojo; entumecido; lisiado; minusválido; mutilado; paralítico; pasado de rosca	paralítico; tullido
mank	carente; cojo; entumecido; lisiado; minusválido; mutilado; paralítico; pasado de rosca
onvolwaardig	deficiente; desdichado; desgraciado; desheredado; desprovisto; incapacitado; incompleto; insignificante; insuficiente; inválido; minusvalido; minusválido; no finalizado; persona incapacitada; pueril; sencillo; simplote; simplón

Wiktionary: minusválido

minusválido

adjective

met een lichamelijke afwijking
- gehandicapt → minusválido; inválido

Cross Translation:

From	To	Via
• minusválido	→ gehandicapt; gebrekkig; mindervalide; andersvalide; invalide; behinderd; beperkt	↔ handicapped — having a handicap