Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal miga

Vertaal miga van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

miga:
- kruim; kruimel
migar:
- verbrokkelen; verkruimelen
Wiktionary:
- miga → kruimel, kruim

Spaans

Uitgebreide vertaling voor miga (Spaans) in het Nederlands

miga:

miga [la ~] zelfstandig naamwoord

la miga
de kruim
- kruim [de ~] zelfstandig naamwoord
la miga
de kruimel
- kruimel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor miga:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kruim	miga
kruimel	miga

Synoniemen voor "miga":

adarme; miaja; migaja; pizca; ápice; átomo; insignificancia; nimiedad; residuo; partícula
jugo; fondo; meollo; quid; enjundia; alma; espíritu

Wiktionary: miga

Cross Translation:

From	To	Via
• miga	→ kruimel	↔ crumb — small piece of biscuit, cake, etc
• miga	→ kruim	↔ crumb — soft internal portion of bread

miga vorm van migar:

migar werkwoord

migar (desmigajar; deshacerse; desmigar; atomizar)
verbrokkelen; verkruimelen
- verbrokkelen werkwoord (verbrokkel, verbrokkelt, verbrokkelde, verbrokkelden, verbrokkeld)
- verkruimelen werkwoord (verkruimel, verkruimelt, verkruimelde, verkruimelden, verkruimeld)

Conjugations for migar:

presente

migo
migas
miga
migamos
migáis
migan

imperfecto

migaba
migabas
migaba
migábamos
migabais
migaban

indefinido

migué
migaste
migó
migamos
migasteis
migaron

fut. de ind.

migaré
migarás
migará
migaremos
migaréis
migarán

condic.

migaría
migarías
migaría
migaríamos
migaríais
migarían

pres. de subj.

que migue
que migues
que migue
que miguemos
que miguéis
que miguen

imp. de subj.

que migara
que migaras
que migara
que migáramos
que migarais
que migaran

miscelánea

¡miga!
¡migad!
¡no migues!
¡no miguéis!
migado
migando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor migar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verbrokkelen	atomizar; deshacerse; desmigajar; desmigar; migar
verkruimelen	atomizar; deshacerse; desmigajar; desmigar; migar