Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal mezclar

Vertaal mezclar van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. mezclar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor mezclar (Spaans) in het Nederlands

mezclar:

mezclar werkwoord

  1. mezclar (mover)
    mixen; roeren
    • mixen werkwoord (mix, mixt, mixte, mixten, gemixt)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
  2. mezclar (mezclarse)
    mengen; vermengen; dooreenmengen
    • mengen werkwoord (meng, mengt, mengde, mengden, gemengd)
    • vermengen werkwoord (vermeng, vermengt, vermengde, vermengden, vermengd)
    • dooreenmengen werkwoord
  3. mezclar
    door elkaar gooien
    • door elkaar gooien werkwoord (gooi door elkaar, gooit door elkaar, gooide door elkaar, gooiden door elkaar, door elkaar gegooid)
  4. mezclar
    doorelkaargooien
  5. mezclar (remover)
    husselen; door elkaar schudden; hutselen
  6. mezclar (añadir a mezcla; agregar; acompañar; adjuntar)
    bijmengen; aan mengsel toevoegen
  7. mezclar (confundir; intercambiar)
    met elkaar verwarren; verwisselen

Conjugations for mezclar:

presente
  1. mezclo
  2. mezclas
  3. mezcla
  4. mezclamos
  5. mezcláis
  6. mezclan
imperfecto
  1. mezclaba
  2. mezclabas
  3. mezclaba
  4. mezclábamos
  5. mezclabais
  6. mezclaban
indefinido
  1. mezclé
  2. mezclaste
  3. mezcló
  4. mezclamos
  5. mezclasteis
  6. mezclaron
fut. de ind.
  1. mezclaré
  2. mezclarás
  3. mezclará
  4. mezclaremos
  5. mezclaréis
  6. mezclarán
condic.
  1. mezclaría
  2. mezclarías
  3. mezclaría
  4. mezclaríamos
  5. mezclaríais
  6. mezclarían
pres. de subj.
  1. que mezcle
  2. que mezcles
  3. que mezcle
  4. que mezclemos
  5. que mezcléis
  6. que mezclen
imp. de subj.
  1. que mezclara
  2. que mezclaras
  3. que mezclara
  4. que mezcláramos
  5. que mezclarais
  6. que mezclaran
miscelánea
  1. ¡mezcla!
  2. ¡mezclad!
  3. ¡no mezcles!
  4. ¡no mezcléis!
  5. mezclado
  6. mezclando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

mezclar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el mezclar (mixtura; derretimiento; fusión)
    mengen; melêren; vermengen; het mixen
    • mengen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • melêren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vermengen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • mixen [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mezclar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
melêren derretimiento; fusión; mezclar; mixtura
mengen derretimiento; fusión; mezclar; mixtura
mixen derretimiento; fusión; mezclar; mixtura
vermengen derretimiento; fusión; mezclar; mixtura
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan mengsel toevoegen acompañar; adjuntar; agregar; añadir a mezcla; mezclar
bijmengen acompañar; adjuntar; agregar; añadir a mezcla; mezclar
door elkaar gooien mezclar
door elkaar schudden mezclar; remover
dooreenmengen mezclar; mezclarse
doorelkaargooien mezclar
husselen mezclar; remover
hutselen mezclar; remover
mengen mezclar; mezclarse entremeterse; intervenir en; meterse con; meterse en; mezclarse; tomar cartas en
met elkaar verwarren confundir; intercambiar; mezclar
mixen mezclar; mover
roeren mezclar; mover agitar; batir; cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; conmover; desplazar; mover; remover un líquido; transferir; trasladar
vermengen mezclar; mezclarse
verwisselen confundir; intercambiar; mezclar alterar; alternar; cambiar; cambiar de sitio; cambiar por; canjear; canjear por; conmutar; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reconstruir; reemplazar; reformar; remendar; renovar; reparar; reponer; revelar; sustituir; transformar; variar

Synoniemen voor "mezclar":


Wiktionary: mezclar

Cross Translation:
FromToVia
• mezclar → vermengen ↔ mingle — To mix; to intermix; to combine or join
• mezclar → mengen ↔ mix — stir two or more substances together
• mezclar → schudden ↔ shuffle — to put in a random order
• mezclar → mengen ↔ mischen — vermengen; kombinieren; vereinen (ohne spezielle Anordnung)
• mezclar → mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout
• mezclar → draaien; keren; omdraaien; ronddraaien; wenden; wentelen; zwenken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; terugwijzen; heruitzenden; mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen; omkeren ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0396 seconde
Page rendered in 1.0 seconds