Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal medro

Vertaal medro van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

medro:
- profijt; baat; winst; gewin
medrar:
- gedijen; tieren; wassen
Wiktionary:
- medrar → opbloeien, uitgroeien

Spaans

Uitgebreide vertaling voor medro (Spaans) in het Nederlands

medro:

medro [el ~] zelfstandig naamwoord

el medro (beneficio; ganancia; provecho; rendimiento; ventaja; utilidad; sueldo; ganga; conveniencia; valía; mérito)
het profijt; de baat; de winst; het gewin
- profijt [het ~] zelfstandig naamwoord
- baat [de ~] zelfstandig naamwoord
- winst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewin [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor medro:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
baat	beneficio; conveniencia; ganancia; ganga; medro; mérito; provecho; rendimiento; sueldo; utilidad; valía; ventaja
gewin	beneficio; conveniencia; ganancia; ganga; medro; mérito; provecho; rendimiento; sueldo; utilidad; valía; ventaja
profijt	beneficio; conveniencia; ganancia; ganga; medro; mérito; provecho; rendimiento; sueldo; utilidad; valía; ventaja
winst	beneficio; conveniencia; ganancia; ganga; medro; mérito; provecho; rendimiento; sueldo; utilidad; valía; ventaja	beneficio; ganancias

Verwante woorden van "medro":

medros

Synoniemen voor "medro":

medra

medro vorm van medrar:

medrar werkwoord

medrar (florecer)
gedijen; tieren; wassen
- gedijen werkwoord (gedij, gedijt, gedijde, gedijden, gedijd)
- tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
- wassen werkwoord (was, wast, waste, wasten, gewassen)

Conjugations for medrar:

presente

medro
medras
medra
medramos
medráis
medran

imperfecto

medraba
medrabas
medraba
medrábamos
medrabais
medraban

indefinido

medré
medraste
medró
medramos
medrasteis
medraron

fut. de ind.

medraré
medrarás
medrará
medraremos
medraréis
medrarán

condic.

medraría
medrarías
medraría
medraríamos
medraríais
medrarían

pres. de subj.

que medre
que medres
que medre
que medremos
que medréis
que medren

imp. de subj.

que medrara
que medraras
que medrara
que medráramos
que medrarais
que medraran

miscelánea

¡medra!
¡medrad!
¡no medres!
¡no medréis!
medrado
medrando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor medrar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
wassen		hincharse; limpieza
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gedijen	florecer; medrar	aumentar; crecer; engrandecer; subir; surgir
tieren	florecer; medrar	agredir de palabra; bramar; despotricar; despotricar contra; lanzar blasfemias; rabiar; soltar palabrotas; vociferar
wassen	florecer; medrar	lavar
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
wassen		de cera

Synoniemen voor "medrar":

escalar; progresar; prosperar; avanzar
ascender; acrecentar; mejorar

Wiktionary: medrar

Cross Translation:

From	To	Via
• medrar	→ opbloeien; uitgroeien	↔ burgeon — to grow or expand