Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal medien

Vertaal medien van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

mediar:
- bemiddelen; tussenkomen
Wiktionary:
- mediar → bemiddelen
- mediar → bemiddelen, beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven, aandoen, aanrichten, stichten, veroorzaken, uitreiken, verschaffen, verstrekken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor medien (Spaans) in het Nederlands

mediar:

mediar werkwoord

mediar (negociar; intervenir)
bemiddelen; tussenkomen
- bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
- tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)

Conjugations for mediar:

presente

medio
medias
media
mediamos
mediáis
median

imperfecto

mediaba
mediabas
mediaba
mediábamos
mediabais
mediaban

indefinido

medié
mediaste
medió
mediamos
mediasteis
mediaron

fut. de ind.

mediaré
mediarás
mediará
mediaremos
mediaréis
mediarán

condic.

mediaría
mediarías
mediaría
mediaríamos
mediaríais
mediarían

pres. de subj.

que medie
que medies
que medie
que mediemos
que mediéis
que medien

imp. de subj.

que mediara
que mediaras
que mediara
que mediáramos
que mediarais
que mediaran

miscelánea

¡media!
¡mediad!
¡no medies!
¡no mediéis!
mediado
mediando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor mediar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bemiddelen	intervenir; mediar; negociar	intervenir; intervenir en
tussenkomen	intervenir; mediar; negociar	intervenir; intervenir en

Synoniemen voor "mediar":

abogar; defender; interceder; apoyar; proteger; respaldar; negociar; conciliar; reconciliar; arbitrar; moderar
patrocinar

Wiktionary: mediar

mediar

verb

trachten overeenstemming tussen twee partijen tot stand te brengen
- bemiddelen → mediar; intervenir; abogar; terciar

Cross Translation:

From	To	Via
• mediar	→ bemiddelen; beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken; uitreiken; verschaffen; verstrekken	↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.